Socrates stelt zich hierin op het standpunt dat de retorica een kunst is zonder inhoud, waarbij niet uit het oog mag worden verloren dat welsprekendheid en deskundigheid twee verschillende zaken zijn: een gladde spreker zonder kennis van de geneeskunde kan er bijvoorbeeld wel in slagen een zieke ervan te overtuigen een ...
Retorica is de kunst van het overtuigen. Van oudsher: de kunst van logos, ethos, en pathos – ofwel, argumenten, uitstraling, en emotie. Een virtuoze combinatie van inhoud en vorm, ratio en betovering. Dat was het voor de oude Grieken en Romeinen, en dat is het vandaag de dag.
Retoriek is de beeldspraak die gebruik maakt van clichés en bombastisch taalgebruik. Oorspronkelijk was het synoniem met retorica, maar later is het verworden tot een negatieve verwijzing naar holle frasen, waarbij breed wordt gesproken, maar weinig wordt gezegd. Er wordt dan ook wel gesproken van holle retoriek.
Retorica kamers
De rederijkers hekelden in hun spelen misstanden op elk gebied en vooral kerkelijke misbruiken werden onder vuur genomen. Evenals bij de gilden kende men bij de rederijkers de overdeken, deken, beleder en gezellen. Bovendien kende men een opperprins en een prins.
Een retorische vraag is een stijlfiguur waarbij iemand een vraag stelt, en daar geen antwoord op verwacht. Iemand zou bijvoorbeeld kunnen roepen: [Ben je helemaal gek geworden?] De steller van de vraag verwacht hier natuurlijk geen ja of nee op, maar wil aangeven dat hij denkt dat je gek bent.
Je stelt bijvoorbeeld hardop een vraag waarvan je vermoedt dat die bij je publiek bestaat. Je vertelt een probleem door middel van een concrete situatie waarin het zich voordoet. Je gebruikt een concrete en/of beeldende metafoor of analogie, etc.
De herkomst van het woord ligt in het voorchristelijke Griekenland. In die tijd schreef Aristoteles een boek dat in het Latijn Ars Rhetorica getiteld is. Hij definieert de term als de vaardigheid 'om bij elk onderwerp na te gaan welke middelen tot overtuiging er voorhanden zijn'.
Overal in het Nederlandse taalgebied werden rederijkerskamers opgericht. Dat waren verenigingen van mensen die van literatuur hielden en met elkaar hadden afgesproken om ongeveer een keer per maand allemaal een gedicht te schrijven over een opgegeven onderwerp.
De ontstaansgeschiedenis
De rederijkerskamers zijn in het begin van de 15e eeuw in Vlaanderen onder Franse invloed uit kerkelijke of geestelijke broederschappen ontstaan. Die gezelschappen legden zich toe op het schrijven van poëzie en toneelstukken.
de welsprekendheid zelfst. naamw. (v.) vermogen om als spreker overtuigend over te komen Bron: WikiWoordenboek.
Een retorische vraag is een stijlfiguur waarbij een vraag wordt gesteld, waarop men geen antwoord verwacht. Het is de bedoeling dat de ontvanger (toehoorder, lezer) zich aangesproken voelt en voor waarheid aanneemt wat de zender (spreker, schrijver) suggereert.
Antwoord. De enige correcte vorm is: retorisch.
partitio = Term uit de retorica voor een opsomming (enumeratio) van de in het betoog te behandelen punten.
Zij verwoordden de opvattingen van de opkomende burgerij en stonden kritisch ten aanzien van de machthebbers. Via hun werk verspreidden zich nieuwe sociale en godsdienstige ideeën. Daarnaast bevorderden rederijkers de maatschappelijke discussie, een rol die vergelijkbaar is met die van de huidige pers.
Naar de inhoud onderscheidden ze gedichten 'in 't amoureuze' (met de liefde als thema), 'in 't vroede' (ernstige en moraliserende gedichten) en 'in 't sotte' (komische, soms ook scabreuze poëzie). Vooral complexe dichtvormen waren geliefd, met herhaling van versregels, en rijmklanken.
De kamers organiseerden grote feesten (landjuwelen) waarop toneelstukken werden uitgevoerd en voor de mooiste werken waren er prijzen. Elke kamer had een blazoen (wapen) en devies (spreuk). De rederijkers legden veel nadruk op de vorm wat leidde tot nogal onnatuurlijk werk.
Ethos is de geloofwaardigheid van de spreker zelf; Pathos is het beroep dat een spreker doet op de emotie van het publiek; En logos tenslotte is de inhoudelijke argumentatie in zijn betoog of presentatie.
Stijlfiguren zijn retorische middelen waarin tekst en beeld op een kunstzinnige manier worden vormgegeven, afwijkend van de verwachting van de ontvanger. Ze hebben als doel de overtuigingskracht van een tekst, slogan of advertentie te vergroten.
Retorische strategie is het smeden en uitvoeren van plannen om je doelen te bereiken, met behulp van het retorisch instrumentarium. Het helpt bij het produceren van speeches, teksten, plannen en ambities.
Een anafoor is een stijlfiguur, die bestaat uit het herhalen van steeds weer een of meerdere woorden aan het begin van elkaar opvolgende zinnen of zinsdelen. Deze stijlfiguur is veelgebruikt in de retoriek.
Een oxymoron is een bijzondere vorm van een tegenstelling (antithese). Het is een stijlfiguur waarbij twee elkaar uitsluitende begrippen worden gecombineerd tot één begrip. Het woord is afgeleid van het Griekse oxys (scherp) en moros (gek) en betekent `scherpzinnige onzin`.
Als je zegt dat iets op iets anders lijkt (vergelijking) of dat het iets anders is (metafoor) maak je het krachtiger. Retorische vraag: Door een vraag te stellen die het antwoord al in zich heeft, verleid je het publiek om dezelfde conclusie te trekken als jij.