Onder Rede verstaat hij het vermogen om de zintuiglijke werkelijkheid te overstijgen en daar niet meer afhankelijk van te zijn. De Rede als het vermogen om te willen behandelt Kant in zijn tweede Kritiek: de Kritik der praktischen Vernunft (Kritiek van de praktische rede) uit 1788.
Het Ding an sich, de wereld zoals hij 'echt' is, kan de mens volgens Kant niet kennen. Mensen kennen slechts de Dinge für mich. Dit betreft de manier waarop de wereld en alle dingen persoonlijk worden ervaren. Er is altijd sprake van een subjectieve interpretatie van de waargenomen werkelijkheid.
De morele wet kan op vele manieren weergegeven worden, maar komt altijd op hetzelfde neer: een handeling is moreel als je tegelijkertijd kunt willen dat ieder ander op die manier zou handelen. Tegenover de deontologie staat de teleologie, waarvan het utilitarisme (ook wel utilisme genoemd) een voorbeeld is.
In de Pragmatische antropologie treffen we tal van plaatsen aan waar Kant het over zichzelf lijkt te hebben. Het 'karakter' van de mens bijvoorbeeld ziet hij als een verworvenheid en als het resultaat van een weloverwogen beslissing.
De wijsgeer Immanuel Kant (1724-1804) was een van de invloedrijkste filosofen sinds Aristoteles. Hij wordt beschouwd als de eerste Duitse idealistische filosoof en maakte vooral indruk met zijn driedelige werk Kritieken. Het meest bekend was zijn Kritik der reinen Vernunft (1781), de Kritiek van de zuivere rede.
Kant verbindt geloof vooral met moraal en het goede doen. De verlichtingsfilosoof Kant (1724-1804) probeerde ervaring en denken met elkaar te combineren. De ratio achter de godsbewijzen legde hierdoor het loodje. God valt eigenlijk niet te begrijpen volgens Kant.
De vraag 'Wat mag ik hopen? ' wordt in deze nieuwe vorm van godsdienstfilosofie beantwoord. Als godsdienstfilosoof laat Kant zien dat alleen de religie een perspectief van hoop kan bieden voor de morele levenswandel van de mens en de kloof tussen morele deugd en gelukzaligheid kan dichten.
Volgens Kant kun je pas spreken over ethisch handelen wanneer een persoon zelf vrij is om zijn eigen wil te bepalen. Alleen dan kunnen we, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het instinctieve handelen van dieren, zelf een afweging maken aan welke impulsen we wel en niet toegeven.
Een handeling is goed als ze zoveel mogelijk nut of geluk brengt voor zoveel mogelijk mensen. Het utilitarisme is een poging om objectief, los van ons individuele bestaan, goed van kwaad te onderscheiden. De Duitse filosoof Immanuel Kant heeft een andere opvatting van moraliteit.
Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen! Is dan ook het motto van de Verlichting. ' Zo typeerde Immanuel Kant, in zijn fameuze opstel Beantwoording van de vraag: wat is Verlichting? (1784) het geestelijke tijdperk waarvan hij zelf deel uitmaakte.
In de ethiek gaat het om afwegingen maken. Maar welke zaken weeg je af en hoe bepaal je welke norm of waarde zwaarder weegt? Dat is afhankelijk van de ethische theorie die je gebruikt.
Men zegt namelijk dat vrijheid zit in de ervaring van vrijheid. Vrijheid is het gevoel dat je iets vrij en graag doet, onvrijheid is het gevoel dat je iets onvrij en met tegenzin doet, de ervaring van gedwongenheid dus. In beide situaties word je echter bepaald door de neurobiologische processen in je brein.
Bij beginselethiek wordt steeds een beginsel (of principe) als uitgangspunt genomen voor de ethische beslissing. Voorbeeld van zulke beginselen zijn: recht op privacy, gelijkwaardigheid, eerbied voor het leven, menselijke waardigheid.
Metafysica is de filosofische discipline die volgens Aristoteles na (in het Grieks: meta ) de fysica, de studie van de natuur, komt. De metafysica onderzoekt de eerste oorzaken van de dingen. Daarbij moet men oorzaak echter niet opvatten in de gangbare zin van causaliteit.
De begrippen 'ethiek' en 'moraal' worden vaak door elkaar gebruikt, maar zijn wezenlijk verschillend. 'Moraal' is het geheel van waarden en normen dat voor een persoon of een groep van belang is. 'Ethiek' is het systematisch nadenken over die moraal. Ethiek bestudeert en analyseert dus de moraal.
Ethiek is het geheel van gedachten over de gedragsregels die mensen tegenover elkaar in acht moeten nemen. Ethische regels kunnen heel strikt en dwingend zijn, zoals in het fundamentalisme, maar ook veel minder nauw omschreven.
Redenen op collectief niveau
Fatsoenlijkheid en moreel verantwoord handelen vormen de olie tussen de maatschappelijke raderen. Ze vergroten de mate waarin andere burgers voorspelbaar zijn en laten daardoor sociale contacten soepeler verlopen.
De vraag 'Wat kan ik weten ? ' is geformuleerd door Immanuel Kant (1724-1804). Aan Kant danken we het idee van de autonome mens. De mens die voor zichzelf denkt en zich niet onmondig laat leiden door een ander.
De Duitse filosoof Martin Heidegger definieert de mens als Dasein, Er-zijn. De mens is niet in abstracto: hij is altijd in-de-wereld, tussen andere mensen, deel van een tijdgeest en cultuur. Als zodanig is er veel dat de mens aan zijn eigen bestaan niet te kiezen heeft. Heidegger noemt dit de geworpenheid van de mens.
De aanduiding categorische imperatief komt uit het gedachtegoed van de achttiende-eeuwse filosoof Kant. Het is een gebod met algemene, universele geldigheid: een gebod waarvan iedereen zou wensen dat anderen zich eraan houden, en waaraan jij je zelf dus ook houdt.
De Kritik der reinen Vernunft (Kritiek van de zuivere rede) is het hoofdwerk van de Duitse filosoof Immanuel Kant. Hij schreef het op 57-jarige leeftijd in 1781.
Op nummer twee van de IJzeren Lijst: Kants Kritik der reinen Vernunft (1781). De Kritik der reinen Vernunft – vertaald als Kritiek van de zuivere rede – maakt van Kant de meest invloedrijke filosoof van de moderne tijd.