Dassen zijn alleseters. Ze zijn slechte jagers en eten wat ze tegenkomen. Ze eten voornamelijk regenwormen die ze 's nachts in weilanden en open gebieden opsporen. Verder eten ze bosvruchten, gevallen fruit, noten, eikels, knollen, maïs, koren, paddenstoelen, knaagdieren, slakken, kevers en andere geleedpotigen.
Regenwormen, kevers, rupsen en larven staan op het menu. Naargelang het seizoen, is de das verlekkerd op kersen, pruimen en andere vruchten, die van de bomen vallen. Gras, graan en maïs lusten ze ook en wanneer ze toevallig jonge muizen of vogeleieren vinden, smullen ze hier beslist van.
Met zijn fijne neus en klauwen waarmee hij makkelijk graaft, vindt de das altijd wel iets. Hij is verzot op regenwormen, maar ook op kevers, slakken, muizen, reptielen, bessen, bramen, noten, knollen, eikels, paddenstoelen, maïs, koren en allerlei larven. Ook vruchten vinden ze heerlijk, zoals appels.
Visolie mix lokmiddel
De olie is ook zeer goed te combineren met andere lokmiddelen om zo een nog sterke aantrekkingskracht te creëren. De visolie mix is verpakt in 100ml flesjes van bruin glas voorzien van een druppeldop.
De das heeft in Nederland geen natuurlijke vijanden meer. Van oorsprong is de wolf een vijand van de das. De hond is een ver familielid van de wolf, daarom is het niet wenselijk dat honden de burcht betreden.
Verjagen, verstoren, doden of iets dergelijks is verboden. Voorkomen dat ze in je tuin komen is het enigste wat je kunt proberen. Dassen zijn echter sterke dieren en kunnen uitstekend graven. De tuin volledig afsluiten door middel van een hek zou een optie kunnen zijn.
De das heeft een zeer verborgen levenswijze. Hij kan al jarenlang een gebied bewonen, zonder dat het iemand opgevallen was. Zelfs in gebieden waar de das sinds mensenheugenis algemeen voorkomt moet men zoeken naar sporen van de das. Dassen kunnen echter, ondanks hun goedaardig karakter, wel degelijk schade aanrichten.
Dassen zijn alleseters. Ze zijn slechte jagers en eten wat ze tegenkomen. Ze eten voornamelijk regenwormen die ze 's nachts in weilanden en open gebieden opsporen. Verder eten ze bosvruchten, gevallen fruit, noten, eikels, knollen, maïs, koren, paddenstoelen, knaagdieren, slakken, kevers en andere geleedpotigen.
Overdag blijven de dieren meestal in hun burcht. In de zomermaanden zijn ze soms actief voor zonsondergang, maar meestal blijven ze tot na zonsondergang in hun hol. In de wintermaanden, van november tot februari, komen ze minder vaak naar buiten.
Het centrum en de grenzen van het territorium worden gemarkeerd met mest. De das houdt geen winterslaap, maar is tijdens koudere periodes veel minder actief en soms blijft hij dan dagenlang in de burcht. Dassen zijn alleseters. Ze zijn slechte jagers en eten dat wat ze direct voor de neus tegenkomen.
minder dassen op een burcht zitten kunnen ze onmogelijk alle holen openhouden. Deze raken na verloop van tijd zo vol met blad, takken en zand dat ze niet meer als hol te herkennen zijn. Er rest vaak slechts een enorme stortberg, een bult in het landschap, als teken van betere tijden.
Het interieur van een dassenburcht heeft alle kenmerken van een grote familievilla: verschillende kamers zijn via een gangenstelsel verbonden met elkaar. De gangen zijn ongeveer 20 meter lang en 3 à 4 meter diep en lopen van kamer naar kamer.
Hij loopt bijna altijd in een rustig tempo, maar als hij geschrokken is, of in gevaar is, zet hij het op een lopen. Hij kan dan een snelheid bereiken van 25 - 30 km per uur.
De wasbeer kan mogelijk de overleving van de beekparelmossel ondermijnen, een kleine, inheemse zoetwatermossel die onderwerp is van verschillende Europese beschermingsprogramma's. Daarnaast draagt de kleine beer parasieten en ziektes met zich mee die een mogelijk gevaar vormen voor mensen of andere dieren.
Hoe smaakt das? Een beetje als wild zwijn.
De das ziet geen kleuren, alleen maar in zwart-wit en grijstinten, en kan alleen binnen een relatief korte afstand scherp zien. Contrasten ziet hij des te beter. Hij ziet een silhouet al op 50 meter afstand. De das kan goed horen, de lage tonen ongeveer net zo goed als een mens, maar de hoge tonen vele malen beter.
Ze maken vaak putjes in de grond waarin ze poepen. Ze plassen er ook wel in, of zetten er een excreet in af, afkomstig uit een klier aan het achterwerk. De inhoud van de zulke putjes levert waarschijnlijk een geursignaal ter afbakening van het territorium. De putjes houden de inhoud geconcentreerd.
De das is een zeldzaam dier in ons land en behoort daardoor tot de beschermde diersoorten. In Europa bestaat nog maar één dassensoort. Ook in de omgeving van de Wildhoeve komt dit bijzondere dier voor. De das is een schuw nachtdier en slaapt dus overdag.
Een das kan in één avond wel 200 regenwormen eten. Dit levert hem ongeveer net zoveel eiwitten op als een stukje rundvlees. Intensief begraasde weilanden met kort gras zijn dus uitermate geschikt voor de das.
Behalve statussymbool was de stropdas ook erg praktisch: lekker warm en handig om snot, zweet en bloed mee af te vegen. Een sjieke naam voor de stropdas is Cravatte; een Kroatisch woord. In de zeventiende eeuw, tijdens de Dertigjarige Oorlog, droegen de Kroaten de das als amulet, gelukbrenger.
De meest waarschijnlijke plek waar een dassenburcht kan worden aangetroffen is in een bosrand, houtwal of brede heg waar water, akkers en graslanden binnen een straal van 1 kilometer afstand te vinden zijn. Ook worden burchten vaak gevonden bij hoogteverschillen in het terrein (hellingen, graften, greppels, etc.).
“Een das is heel krachtig. Als een das bijt, bijt-ie je hand er mogelijk af. Zeker als ze in een benarde positie zitten. Dan bijten dassen letterlijk van zich af.”
Dassen maken een aantal verschillende geluiden. Van een 'tjirp' (een zacht vogelachtig geluid), een spinnend 'purr' (van een moeder naar haar kleintjes) tot de herhalende kreet die we via de beelden van Molenaar hoorden.
Klimmen kan een das wel, maar niet zo goed. Zwemmen kan hij ook, maar dat doet hij niet graag vrijwillig.