De voltooid tegenwoordige tijd wordt gebruikt om een los feit, een incidentele gebeurtenis te beschrijven. Het gaat dan vaak om iets wat recent heeft plaatsgevonden, maar het kan ook naar een verder verleden verwijzen. Vaak gaat het dan om een feit of voorval dat als afgerond wordt beschouwd.
De voltooid tegenwoordige tijd wordt gevormd door een combinatie van de tegenwoordige tijd van 'zijn' of 'hebben' plus het voltooid deelwoord van het werkwoord dat je kind moet vervoegen. 'Ik heb gefietst' is een voorbeeld van de voltooid tegenwoordige tijd.
De belangrijkste tegenwoordige tijden zijn de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t. of presens) en de voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t. of perfectum). ik werk (o.t.t.) - ik heb gewerkt (v.t.t.)ik kom (o.t.t.) - ik ben gekomen (v.t.t.)
De onvoltooid tegenwoordige tijd en onvoltooid verleden tijd worden gevormd op basis van de stam van het werkwoord. De voltooid tegenwoordige tijd en voltooid verleden tijd worden gevormd met een vervoegde vorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn en een voltooid deelwoord.
VTT staat voor Valid Till Triggered orders . Hiermee kunt u een triggerprijs instellen. Wanneer uw triggerprijs op dezelfde dag of op een toekomstige datum wordt bereikt, wordt er een (limiet-/markt)order op de beurs geplaatst volgens de door u ingestelde limietprijs. Deze orders blijven actief totdat ze worden geactiveerd.
De voltooid tegenwoordig tijd (v.t.t.) of perfectum is een tijd (tempus) die onder andere het perfectieve aspect uitdrukt. In de Nederlandse grammatica bestaat de voltooid tegenwoordige tijd uit een onderwerp, een hulpwerkwoord in de onvoltooid tegenwoordige tijd en een voltooid deelwoord.
De onvoltooid tegenwoordige tijd wordt gevormd door aan de stam van het werkwoord een uitgang toe te voegen. Voorbeelden van de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) zijn: ik werk, jij denkt, hij gaat, wij wandelen, jullie eten, zij dromen.
wordt gevormd door een combinatie van twee werkwoordsvormen: enerzijds een eerste verbale pool (of persoonsvorm) (een vorm van de hulpwerkwoorden van tijd, nl. zijn of hebben) en anderzijds, een tweede verbale pool (een voltooid deelwoord of „participium perfectum‟), die fungeert als “verbale rest”.
De voltooide tegenwoordige tijd (vtt) Nu is er natuurlijk ook nog het verschil tussen de onvoltooide en de voltooide tijd. De voltooide tijd biedt de gelegenheid om als het ware terug te kijken op een situatie en wordt ook wel getypeerd als een “terugkijkperspectief”.
Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat als 'hulp' bij het hoofdwerkwoord van de zin staat. In tegenstelling tot een zelfstandig werkwoord kan een hulpwerkwoord nooit zelfstandig voorkomen. Het komt altijd voor in combinatie met een ander werkwoord (een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord).
Voorbeelden van de voltooid verleden tijd (v.v.t.) zijn: ik had gewerkt, jij had gedacht, hij was gegaan, wij hadden/waren gewandeld, jullie hadden gegeten, zij hadden gedroomd.
Bij de onvoltooid verleden tijd gaat het over een handeling die op een exact moment in het verleden plaatsvond. Bij de voltooid verleden tijd gaat het om een afgeronde handeling ergens in het verleden. In een zin die in de onvoltooid verleden tijd staat, komt geen hulpwerkwoord voor.
Zwakke werkwoorden
reizen - reisde - gereisd.
b. Werkwoorden met een sterke vervoeging die archaïsch, verouderd of zeer formeel overkomt: lachen, dunken.
Als je bij een zin nu kunt denken, dan staat die zin in de tegenwoordige tijd (tt). In de tegenwoordige tijd zijn er maar drie verschillende persoonsvormen: de ik-vorm, de hij-vorm en de wij-vorm.