Stotteren komt vaak door erfelijke aanleg, met daarbij dingen die u als kind heeft meegemaakt. De samenwerking tussen de hersenen, zenuwen en spieren gaat niet helemaal goed. Stotteren kan erger worden door spanningen, emoties en moeheid.
Stotteren ontstaat doordat er iets mis gaat met de aansturing (vanuit de hersenen) van de zenuwen en de spieren die te maken hebben met spraak- en taalprocessen. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de oorzaak van stotteren. Inmiddels gaat men ervan uit dat iemand die stottert hier aanleg voor heeft.
Het antwoord is: de middenrifspier is de oorzaak van het stotteren. Het is dus geen psychisch probleem, maar maar stotteren heeft een fysieke oorzaak met psychische gevolgen. De middenrif hapert bij mensen die stotteren. Er zit geen vloeiende beweging in waardoor de spier de lucht niet goed uit de longen perst.
Kan stotteren weer overgaan? Bij kleine kinderen gaat het vaak weer over. Niet bij iedereen, want anders zouden er geen volwassenen zijn die stotteren. Door therapie kun je het vaak wel heel goed leren controleren via een spreektechniek.
Spanning kan ontstaan wanneer het evenwicht verstoord is tussen wat een kind kan (capaciteiten) en wat er van een kind wordt gevraagd, door de omgeving of door het kind zelf (eisen). Ook veel veranderingen in korte tijd kunnen meespelen bij het uitlokken van stotterend spreken.
Het komt weinig voor dat iemand pas op latere leeftijd gaat stotteren. Meestal is een plotseling optredend emotioneel trauma de aanleiding. Zoals het overlijden van een geliefde of een ongeluk. Bij een goed (begeleid) verwerkingsproces zal geen gewoontevorming optreden.
Stotteren wordt behandeld met behulp van logopedie of stottertherapie. Een logopedist of stottertherapeut zal eerst spelenderwijs kijken hoe je kind spreekt en aan de hand daarvan een behandelplan opstellen. In vier op de vijf gevallen gaat stotteren bij peuters vanzelf over.
Terugval komt bij (ernstig) stotteren veel voor. Bij jonge stotterende kinderen is er binnen de eerste 2 jaar na het ontstaan van het stotteren nog een kans op herstel. Hoe langer het kind stottert, hoe kleiner deze kans wordt.
Ouders die zelf gestotterd hebben, hebben een kans van 25 procent op een stotterend kind, maar dat komt niet doordat het kind het van de ouder 'overneemt'.
Hoewel stress de spraakstoornis duidelijk in de hand werkt, is ze er niet de oorzaak van. Die ligt in de hersenen. Wie stottert, onderbreekt onvrijwillig en ongewild zijn woorden, terwijl hij die aan het uitspreken is.
Stotteren wordt vaak uitgelokt door stress. Iemand die stottert zal dan ook vooral haperen als hij gespannen of opgewonden is. De zwakke aanleg voor de timing van spreekbewegingen vormt de basis voor de snellere ontregeling van het spreken.
Hakkelen is iets anders dan stotteren.
Bij hakkelen gaat het om onderbrekingen in het spreken zoals herhalingen van hele woorden en zinsdelen (en-en-en toen was ik aan de beurt; in de – in de onderste la ) zinsrevisies (het ligt onder….., het hangt aan de kapstok) en valse starts (Dat- dat…).
Stotteren begint meestal bij kinderen tussen de twee en zeven jaar. Bij uitzondering kan iemand op latere leeftijd gaat stotteren. De aanleiding hiervoor kan vaak gevonden worden in een plotseling optredend emotioneel trauma, zoals het overlijden van een geliefde of een ongeluk.
Tic-stoornissen gaan vaak gepaard met andere gedrags- of emotionele aandoeningen, zoals bijv. aandachtsstoornissen, leerstoornissen, stotteren, paniekaanvallen, angsten, depressie, dwangstoornissen, …
Er zijn dan ook heel wat beroemde stotteraars. Zoals Bruce Willis, Nicole Kidman, Samuel L. Jackson, Emily Blunt, Ed Sheeran, Kendrick Lamar… en dichterbij huis: Jan Decleir, Bart Peeters en Arno.
Gevolgen van stotteren
Mensen die stotteren kunnen psychische klachten ten aanzien van het spreken ontwikkelen, zoals spreekangst. Ook kunnen minderwaardigheidsgevoelens een rol spelen. Dit kan zijn uitwerking hebben op het sociale vlak of iemand kan hier beroepsmatig problemen mee krijgen.
Als je zingt, ontstaat een soort snoer van lettergrepen, verklaart logopediewetenschapper Yvonne van Zaalen, en doordat je de klanken langer aanhoudt, worden de bruggetjes naar de volgende klanken eenvoudiger. 'Je rijgt de klinkers in feite aaneen en struikelt er daardoor minder snel over.
Ruim de helft van de mensen die stotteren heeft familieleden die ook stotteren. Een kind van een stotterende vader heeft 25 procent kans om zelf ook te gaan stotteren. Bij een stotterende moeder is die kans zelfs een op de drie. Dat wijst erop dat de oorzaak van de spraakstoornis weleens in het DNA kan liggen.
Van alle mensen stottert er ongeveer 1% chronisch. Wereldwijd zijn er ongeveer 60 miljoen personen die stotteren. In Europa zijn dit er 3,74 miljoen. In Nederland zijn het 170.000 en in België 100.000 mensen.
kekekekekekeren zegt; Verlengingen (lange stoters): dan maak je een klank llllllllang; Vermijding (stille stotter): dan kies je een ander woord om niet te hoeven stotteren (mijn fiets is kakastuk) of je houdt je mond.
Om stotteren te overwinnen moet je juist helemaal níets doen, alleen iets te laten. Het Hausdörfer Instituut ziet stotteren als angstprobleem. Door je angst los te laten, weer in contact te komen met je stem en te vertrouwen op je klanken, ga je weer natuurlijk spreken. Als prettig 'bijproduct' verdwijnt het stotteren.
Stotteren is een stoornis in de vloeiendheid van het spreken. Stotteren ontstaat bijna altijd op jonge leeftijd en het wordt daarom ook wel ontwikkelingsstotteren genoemd. Het bestaat uit opvallende herhalingen , verlengingen en/of blokkades van klanken of lettergrepen.
Wat doet een logopedist bij stotteren? De logopedist zal een onderzoek doen naar het stotteren. Zijn er problemen op het gebied van de spraakmotoriek, zijn er emotionele factoren, omgevingsfactoren of combinaties daarvan? Nagegaan wordt hoe het stotteren zich heeft ontwikkeld en in welke fase het stotteren is.
1 op de 100 volwassenen stottert. Het komt overal ter wereld voor, bij jongens en meisjes, bij jong en oud. Het heeft er niks mee te maken of je slim bent of niet. Op latere leeftijd stotteren meer jongens en mannen dan meisjes en vrouwen; meisjes groeien vaker over stotteren heen.