Sla of schop niet terug en schreeuw ook niet tegen je kind. Stop met waar je mee bezig bent en vertel je kind welk gedrag moet stoppen en waarom. Zeg bijvoorbeeld 'Benjamin, stop nu met slaan. Je doet mij pijn, ik wil dat je hier meteen mee stopt en rustig wordt.
Zeg je baby niet alleen wat hij niet mag en wat hij verkeerd doet, maar vertel hem ook vooral wat hij goed doet! Zo leert hij het verschil tussen goed en fout gedrag. Beloon je baby ook als hij zijn fout oplost.
Agressieve ouders/ opvoeders kunnen makkelijk leiden tot agressief gedrag van het kind. Hechtingsproblemen en affectieve verwaarlozing. Herhaalde echtscheidingen van ouders/verzorgers. Mishandeld zijn of het zien van mishandeling binnen het gezin.
Als je kind zichzelf of anderen slaat of schopt, heb je mogelijk zelf wel een idee waar het vandaan komt. Heel vaak heeft het te maken met overprikkeling van je kind. Je kind kan de prikkels die hij of zijn oppikt op een dag niet hanteren. Je kind weet zich geen raad met alle indrukken.
Neem contact op met het wijkteam, je huisarts of de jeugdgezondheidszorg in jouw buurt als je je zorgen maakt. Samen kunnen jullie bekijken wat er wel en niet goed gaat in het gedrag van je kind. Ook kunnen jullie er met elkaar achter komen waar het lastige gedrag vandaan komt en waardoor het blijft bestaan.
Het ene kind vertoont misschien meer dwars gedrag dan het andere kind. Het is een normaal verschijnsel en hoort bij het opgroeien. Sommige kinderen ontdekken hun eigen wil en zitten midden in een identiteitsontwikkeling. Andere kinderen nemen niet zonder meer aan wat volwassenen tegen hen zeggen.
Het gedrag komt nu eenmaal voort uit neurobiologische veranderingen. “Als tieners tegen hun ouders ingaan of niet luisteren, dan komt dit omdat ze meer aandacht besteden aan stemmen buiten het gezin”, vertelt Menon. Een beetje meer begrip tonen, dus.
Agressief gedrag kan verschillende oorzaken hebben. Het kan te maken hebben met het karakter van je kind, maar ook met de vrienden met wie je kind omgaat. De oorzaak kan ook liggen in spanningen en stress. Het is ook mogelijk dat je kind moeite heeft om emoties te beheersen.
Als een kind of een jongere minimaal 6 maanden lang opstandig, negatief, vijandig en zelfs gewelddadig gedrag vertoont wordt dit gedefinieerd als een gedragsstoornis. De twee belangrijkste gedragsstoornissen zijn de ODD (oppositional defiant disorder) en CD (conduct disorder).
Het wordt een probleem als het kind voortdurend druk is, niet kan concentreren, impulsief is en slecht luistert. Erg druk doen, niet stil kunnen zitten, rondrennen en friemelen. Dit zijn wat kenmerken van een hyperactief kind. De hyperactiviteit kan horen bij ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder).
Uit jaren lang onderzoek blijkt dat straffen niet werkt. Het belonen van goed gedrag werkt wel effectief, want kinderen leren dan wat gewenst gedrag is. Bij straffen niet. Straffen leidt niet tot een positieve gedragsverandering.
Jongeren tussen de 12 en 18 jaar kunnen volgens het jeugdstrafrecht bijvoorbeeld een taakstraf of jeugddetentie krijgen. De rechter kan door het adolescentenstrafrecht het jeugdstrafrecht ook toepassen op jongvolwassenen tot 23 jaar. Kinderen tot 12 jaar kunnen geen straf of boete krijgen.
Een gedragsstoornis is een psychische stoornis bij kinderen. Kinderen met een gedragsstoornis vertonen voor langere tijd afwijkend en zeer lastig gedrag. Alle kinderen hebben weleens een periode waarin ze zich opstandig, boos, dwars en agressief gedagen.
We spreken van gedragsproblemen als: een kind zich dwars en opstandig gedraagt, gauw geprikkeld is en driftig wordt, anderen ergert, antisociaal gedrag vertoont (zoals liegen of stelen) of zich agressief gedraagt. het kind, de ouders of de omgeving er nadelige gevolgen van ondervinden.
ADHD kenmerken
Je kind is hyperactief: zit moeilijk stil, kan niet rustig spelen, kan zich niet lang met één activiteit bezighouden en praat extreem veel. Je kind heeft een slechte concentratie: is snel afgeleid, kan zijn aandacht er niet bij houden en luistert niet naar anderen of valt hen in de rede.