Een eerste belangrijke belemmering: in ons brein werken twee soorten processen tegen elkaar in. Enerzijds maken we bewuste plannen. Maar anderzijds is ons brein primair ingericht op de volautomatische herhaling van gedrag dat “werkt” en weinig moeite kost: gewoontegedrag.
Volgens Ben Tiggelaar en de wetenschappelijke wereld is het veranderen van gedrag moeilijk omdat we sterk de neiging hebben om pijn, ongemak en verlies te vermijden. Dit belemmert in vele gevallen onze motivatie om te leren en te experimenteren en om verandering door te voeren.
De motivatie voor de gedragsverandering (wil ik het echt), de omgeving (helpt en stimuleert de omgeving mij of juist niet), de complexiteit van het nieuwe gedrag (kan ik het wel) en het verlies (wat moet ik er voor loslaten, wat raak ik kwijt) zijn voor een belangrijk deel bepalend voor de kans van slagen en het succes ...
Gemiddeld duurt het meer dan 2 maanden om je gedrag te veranderen tot het een automatisme wordt. Meer bepaald 66 dagen. Opgelet: dit is een gemiddelde. De duur kan van persoon tot persoon verschillen, door karakter, gedrag en situatie.
Gedragsverandering is moeilijk, maar niet onmogelijk. Iedereen kan theoretisch gezien veranderen. Het tempo waarop we veranderen wordt deels bepaald door onze aanleg en hoeveel tijd we erin steken. Voor elke (nieuwe) gewoonte, maakt ons brein nieuwe verbindingen.
Gedrag wordt veroorzaakt door prikkels uit het milieu, gecombineerd met de motivatie die het organisme heeft om te reageren op deze prikkels. Het gedrag dat een dier vertoont, is dus de optelsom van uitwendige prikkels en motivatie. Motivatie wordt veroorzaakt door inwendige prikkels.
Sociale omgeving
De mensen om ons heen beïnvloeden ons gedrag: familie, vrienden en collega's, maar ook mensen die we als autoriteit zien. Twee normen spelen hierbij een rol: Injunctieve norm: de perceptie van wat voor ons belangrijke men- sen gewenst gedrag vínden.
De hersenen regelen ons gedrag en onze persoonlijkheid: het geheel van eigenschappen dat bepaalt wie je bent en hoe je je gedraagt. Als door een hersenaandoening schade ontstaat in de hersenen, kan er verandering optreden in je gedrag. Dit kan voor iedereen anders zijn: de een wordt ongeremd, de ander passief.
Maak iets wat mensen graag willen zien
Door aansprekende verhalen, gebruik van positieve emoties, aantrekkelijke boodschappers, een pakkende naam en mooie vormgeving, staan mensen meer open voor je boodschap en denken ze er positiever over. Dit kan stimuleren en motiveren om gedrag te veranderen.
Voor de verpleegkundige beroepsuitoefening is de stappenreeks ontwikkeld: Openstaan, Begrijpen, Willen, Kunnen, Doen en Blijven doen. De stappenreeks beslaat het gehele traject vanaf het zich (nog niet) bewust zijn van een probleem tot en met volhouden van de gedragsverandering.
Iemand kan niet zomaar van de ene op de andere dag veranderen. Veranderen is een proces dat tijd kost en waar gedrag zich op een andere manier moet gaan vormen. Het kan zo zijn dat iemand andere dingen belangrijker gaat vinden dan voorheen. Dat proces gaat meestal gaandeweg en niet opeens.
Oorzaken van een persoonlijkheidsverandering
Het kan het gevolg zijn van een psychische stoornis, zoals depressie en trauma, maar de oorzaak kan ook lichamelijk zijn, als bijwerking van bepaalde geneesmiddelen, bij drugsgebruik, alcoholverslaving en dementie.
Als je slechte gewoontes wilt afleren, moet je jezelf dus ergens overheen zetten. Dat kun je alleen maar doen als de pijn of het belang om te veranderen groot genoeg is. Het afleren van slechte gewoontes hangt nauw samen met het aanleren van goede gewoontes.
Gedrag is het geheel van acties en reacties van een organisme, gewoonlijk met betrekking tot de natuurlijke omgeving en de sociale omgeving. De psychologie maakt verder onderscheid tussen uitwendig, voor derden waarneembaar gedrag, en inwendig, innerlijk gedrag zoals denken en voelen.
Gedragsproblemen zijn niet aangeboren, maar worden veroorzaakt door de omstandigheden. Mogelijke oorzaken voor gedragsproblemen zijn een niet-stabiele opvoeding of het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen zoals geweld of seksueel misbruik. Gedragsproblemen kunnen voorkomen bij kinderen en bij volwassenen.
Bij ontremd gedrag heeft iemand moeite zijn impulsen en gedrag te controleren, alsof de 'natuurlijke rem' eraf is. De ontremming kan zich op verschillende terreinen uiten: motorisch, emotioneel, verbaal of op het gebied van voeding of seksualiteit.
Een gedragsprobleem kan komen door een gedragsstoornis, maar kan ook een combinatie zijn met een ander probleem, zoals ADHD, autisme of een hechtingsprobleem. Ook kan een gedragsprobleem vaak niet aan een diagnose worden gekoppeld. Een kind heeft boze buien, moeite met luisteren, zit niet lekker in zijn vel.
Beïnvloeding is de uitwerking die jouw gedrag (on)bewust heeft op anderen. Door je hier meer bewust van te zijn, neem je anderen mee in de gewenste richting. Dit voorkomt conflicten en zorgt ervoor dat samenwerkingen beter verlopen. Beïnvloeding gaat altijd op basis van eerlijke informatie.
De in de literatuur genoemde beïnvloedende factoren kunnen worden onderverdeeld in: persoongebonden factoren, omgevingsfactoren (werk- en thuissituatie, samenleving, regelgeving) en factoren die betrekking hebben op de interventie (begeleiding en behandeling).
Als je iemand wilt beïnvloeden, vraagt dat dus allereerst dat je jezelf openstelt om beïnvloed te worden; de ander te begrijpen. Juist doordat jij je openstelt voor invloed, creëer je de mogelijkheid je cirkel van invloed te vergroten en anderen te beïnvloeden. Maak je ontwikkeling zichtbaar!
Veel van ons gedrag als mens is echter onbewust. Zelfs als we denken dat we bewust kiezen hoe we ons gedragen, dan nog wordt een groot gedeelte van dit gedrag bepaalt door ons onderbewuste deel. Je kunt het onderbewuste deel nog het beste vergelijken met een ijsberg.
Zelfverwondend gedrag zijn directe verwondingen van de huid en het lichaam, zoals zichzelf snijden, krabben en krassen. Andere vormen van opzettelijke zelfverwonding zijn het zichzelf toebrengen van brandwonden, met de vuisten en/of het hoofd hard tegen de muur bonken, of zichzelf in het gezicht slaan.
Supranormale prikkel / supernormale prikkel
Prikkel die effectiever is bij het veroorzaken van een bepaald gedrag dan de normale sleutelprikkel. Voorbeeld: Een potlood met een rode vlek veroorzaakt een sterke pikgedrag bij meeuwenjongen dan de rode snavelvlek van een ouder.