Zodra je de conclusie hebt afgerond, kun je de discussie schrijven. In de discussie kun je de resultaten interpreteren, bespreek je beperkingen van je onderzoek en geef je aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Hierna kun je de aanbevelingen die uit je onderzoek volgen opschrijven in een apart hoofdstuk.
De conclusie van je scriptie heeft tot doel het beantwoorden van je hoofdvraag. In de discussie ga je vervolgens dieper op deze getrokken conclusie in: je gaat proberen de resultaten van je onderzoek nader te verklaren. Dit doe je door de resultaten te interpreteren.
De conclusie is een bondige analyse van de resultaten, maar in de discussie kun je juist verder uitweiden. Zo kun je in de discussie verklaringen en interpretaties voorleggen van de resultaten en de conclusies die je daaruit hebt getrokken. Zo kun je bespreken of je bepaalde resultaten had verwacht of niet.
In de discussie beschrijf je kort de belangrijkste resultaten, hoe ze gerelateerd zijn aan eerdere bevindingen en wat de resultaten betekenen voor de onderzoeksvraag uit de inleiding (wat is je conclusie?).
De conclusie begint met een samenvatting van de hoofdvraag of probleemstelling. Vervolgens leg je de conclusies en bevindingen uit die je in je scriptie hebt beschreven. Tenslotte beantwoord je de hoofdvraag en leg je uit door hoe je tot deze conclusie bent gekomen.
Schrijfstijl in je discussie
In de discussie schrijf je meer interpretatief en kleurend over de resultaten dan in de conclusie van je scriptie. Waar je het in de conclusie bondig hield, ga je er in de discussie dieper op in. Schrijf je discussie, net als de conclusie, hoofdzakelijk in de tegenwoordige tijd.
Een discussie is vaak niet veel langer dan anderhalve pagina. Dit is natuurlijk ook afhankelijk van de lengte van je onderzoek. In verhouding tot je onderzoek is je discussie meestal twee keer zo lang als je conclusie.
Een discussie is een vorm van bespreking, zoals een gesprek of andere vorm van communicatie, tussen twee of meer partijen over een bepaald onderwerp, waarbij de partijen elkaar van een bepaald standpunt proberen te overtuigen.
Uiteindelijk beantwoord je je hoofdvraag op basis van jouw onderzoek. Hierin moet je duidelijk uitleggen hoe je tot deze conclusie bent gekomen en sluit je je conclusie af met een krachtige slotzin waarin je laatste keer kort samenvat wat het antwoord op je hoofdvraag was of dat de hypothese klopt of niet.
In je discussie ga je in op de conclusies die je onderzoek heeft opgeleverd door je resultaten te interpreteren. Je kijkt hierbij of deze voldoen aan je verwachtingen en je beschrijft de beperkingen en eventuele implicaties van je onderzoek. Daarnaast doe je aanbevelingen voor vervolgonderzoek.
In het resultatenhoofdstuk heb je de deelvragen al beantwoord. In de conclusie beantwoord je de hoofdvraag van jouw onderzoek.
Jij wilt iets duidelijk maken en wat jij precies duidelijk hebt willen maken, dan kun je in de conclusie schrijven. Veel werkstukken, essays en betogen zijn bedoeld om de lezer te overtuigen en niet om informatie weer te geven, al is de informatie wel belangrijk om de argumenten te onderbouwen.
Je kunt op twee dingen terugkijken: het onderzoek dat je hebt gedaan – dit wordt meestal de 'discussie' genoemd; datgene wat je hebt geleerd van het hele scriptieproces – dit heet meestal de 'reflectie'.
Er is sprake van triangulatie als je verschillende bronnen, theorieën, onderzoeksmethoden of data-analysemethoden gebruikt om iets te onderzoeken. Hierdoor bekijk je je onderzoeksvraag vanuit verschillende richtingen. Triangulatie verhoogt de betrouwbaarheid en validiteit van je resultaten.
Elke discussie verloopt volgens een vast patroon. Tijdens de opening opent de voorzitter de discussie en heet de deelnemers welkom. Hierna worden het onderwerp en de stelling van de discussie benoemd. Als de deelnemers weten wat het doel van de discussie is, kan het woordenspel pas echt beginnen.
Tips voor het begeleiden van een discussie zijn bijvoorbeeld: Spreek de betekenis van de woorden stelling, feit, mening en argument goed door met de leerlingen. Oefen regelmatig het bepalen van de hoofdgedachte van een tekst. Leer leerlingen om voorbeelden te geven bij hun argumenten.
discussie (zn) : bonje, disharmonie, heibel, herrie, kif, kift, kwestie, mot, onaangenaamheden, onaangenaamheid, onenigheid, onmin, onvrede, ruzie, stront, trammelant, twist, twistgesprek. discussie (zn) : bespreking, debat, dispuut, gedachtewisseling, gesprek, woordenstrijd, woordenwisseling, redekaveling.
Een discussie kun je niet voeren zonder voorzitter. Hij of zij is degene die de leiding heeft; hij bepaalt wie spreekt, hoelang deze persoon het woord mag houden en wanneer de discussie afgelopen is. Maar ook de deelnemers zijn onmisbaar. Zonder hen valt er namelijk niets te discussiëren.
Tips voor het schrijven van je conclusie
Zorg dat je jouw conclusie eindigt met een krachtige slotzin waarin je in een keer kort samenvat wat het antwoord op je hoofdvraag was. Schrijf je conclusie altijd als laatste, juist dan heb je alle informatie bij de hand om je conclusies te kunnen trekken.
In de conclusie beantwoord je de onderzoeksvraag op basis van de resultaten van je onderzoek. In de conclusie mag nooit nieuwe informatie gepresenteerd worden. Daarnaast mag je in de conclusie alleen puur observeren en nog niet interpreteren. Het interpreteren van de resultaten komt pas aan bod in de discussie.
Wat is het verschil tussen validiteit en betrouwbaarheid? Bij validiteit gaat het om het meten wat je beoogt te meten. Bij betrouwbaarheid daarentegen gaat het om de vraag of je onderzoeksresultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde wijze nogmaals uitvoert.