U is een persoonlijk voornaamwoord, de beleefdheidsvorm van de tweede persoon enkelvoud. In de tweede persoon enkelvoud komt er een t achter de stam (vind).Je krijgt dan: u vindt. Ook wanneer het onderwerp u ná het werkwoord komt, schrijven we een t achter de stam: wat vindt u van de nieuwe minister?
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
We schrijven ervan aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord.
'Je' is dus het onderwerp en staat achter de stam 'vind': geen 't' dus! - De gids vindt je nooit meer terug. Nu is het de gids die jou aan het zoeken is - hij of zij vindt 'jou' niet! De gids is dus het onderwerp en dat kan je vervangen door 'hij' of 'zij', waardoor 'vindt' dus wel een 't' krijgt.
Beide spellingen zijn correct, maar er is een verschil in grammaticale structuur en daardoor ook in betekenis. Wie vind je het best? is correct als je het onderwerp is. Je is dan vervangbaar door jij.
We schrijven hiervan aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. In andere gevallen schrijven we hier van in twee woorden. Hier kan dan vervangen worden door 'op deze plaats'.
Zo kun je de dt-regels voor de tegenwoordige tijd onthouden met het volgende ezelsbruggetje: ik drink nooit thee, jij drinkt soms thee en hij drinkt altijd thee. In plaats van thee kun je denken aan de letter t, die je bij ik bijvoorbeeld nooit gebruikt. Je schrijft dus ik word in plaats van *ik wordt.
Juist is: wat vindt u van de nieuwe minister? In deze zin is u het onderwerp. U is een persoonlijk voornaamwoord, de beleefdheidsvorm van de tweede persoon enkelvoud. In de tweede persoon enkelvoud komt er een t achter de stam (vind).
Is het de ik-vorm? Dan schrijf je het werkwoord met enkel een –d: ik word, ik vind, ik bloed. Is het de hij-/zij- of het-vorm? Dan schrijf je het werkwoord met –dt: zij wordt, hij vindt, het bloedt.
Let's see what you think. Zeg eens wat je ervan vindt. Come and see what you think.
What do you think.
stellen (ww) : aannemen, assumeren, ervan uitgaan, onderstellen, opmaken, presumeren, supponeren, veronderstellen. geloven (ww) : ervan uitgaan, overtuigd zijn, zich verlaten.
Als het gaat om de hij-/zij- of het-vorm schrijf je -dt. (Let op: er komt nooit -dt achter een werkwoord, alleen een -t. De -d staat er al, omdat de stam van het werkwoord eindigt op een -d.
De persoonsvorm is een vervoegde vorm van het werkwoord. Het is de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp van de zin. De persoonsvorm hoort bij het onderwerp van de zin, en past zich ook aan het onderwerp aan. Als het onderwerp bijvoorbeeld een enkelvoud is, zoals hij, dan is de persoonsvorm dat ook: hij loopt.
Beide zijn goed, maar er is wel een zeker verschil in stijl. Het verschil zit 'm in de stijl: je kan is informeler en meer spreektaal. Bij het schrijven kun je beter kiezen voor je kunt.
De medeklinkers uit 't kofschip, dus de t, k, f, s, ch en p, helpen te bepalen of een zwak werkwoord de uitgang -te of -de krijgt in de verleden tijd. De uitgang -te wordt toegevoegd aan werkwoorden waarvan de stam (= het hele werkwoord zonder de uitgang -en) eindigt op een van die medeklinkers uit 't kofschip.
' Er komt geen t achter het werkwoord. Meld is een gebiedende wijs. De gebiedende wijs is in het hedendaagse Nederlands gelijk aan de ik-vorm van het werkwoord. Je voegt er dus geen t aan toe.
Bepaald of onbepaald zelfstandig naamwoord
Het woord 'dat' wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen 'wat'. Dit leidt bijvoorbeeld tot de volgende zinnen: Het boek dat hij heeft gekocht, heeft een blauwe kaft.
Als het onzekere element door een ander woord in de zin wordt uitgedrukt, bijvoorbeeld door het hulpwerkwoord zou(den), is zowel als als dat mogelijk. Beide zinnen betekenen dan hetzelfde. Zou je het goed vinden dat / als ik je een nieuwe versie bezorg? Ik zou het fijn vinden dat / als je kunt komen.
Juist is 'Ik wil weten wat dat inhoudt. ' Inhoudt is een vorm van het werkwoord inhouden ('te betekenen hebben, behelzen'). 'Ik wil weten wat dat inhoudt' is vergelijkbaar met bijvoorbeeld 'Ik wil weten wat dat zegt', 'Ik wil weten wat dat oplevert' en 'Ik wil weten wat dat toevoegt.
'Word' gebruik je in de gebiedende wijs en wanneer je de ik-vorm gebruikt. 'Wordt' gebruik je bij de hij/zij/het-vorm.