Een paard is tegen de hand als hij zich verzet door zijn hoofd omhoog te doen. Probeer het op te lossen door met je benen de achterhand te activeren en dit met soepele handen weer op te vangen. Het helpt niet om harder terug te trekken.
Omdat de juiste houding van je handen zo belangrijk is, is het goed voor jezelf te herhalen hoe je je handen hoort te houden. De handen zijn gesloten. De iets gebogen duimen drukken de teugels licht op de wijsvinger en voorkomen dat de teugels door de hand glijden. De handen staan rechtop en de pols is lichtgebogen.
Als je je paard aan de teugel wilt rijden zul je eerst moeten zorgen dat hij in staat is zijn lichaam goed te buigen. Dat kun je doen door het rijden van voltes (cirkels). Oefen daar goed mee zodat het paard het lichaam naar beide kanten soepel kan buigen. Het voorwaarts- neerwaarts buigen komt daarna vanzelf.
Om een paard zijn lichaam optimaal te laten gebruiken is het belangrijk dat hij een goede balans heeft tussen de aanspanning en ontspanning in zijn lijf. Halsstrekken is een mooie manier om een paard tot ontspanning te brengen, een manier om te controleren of je paard ontspant en je hand aanneemt.
Houd de lichaamstaal van de paarden steeds in de gaten. Sommige paarden vinden het niet erg om dicht naast elkaar te lopen. Andere laten duidelijk zien dat je best op afstandje blijft. Heb je een jaarling of tweejaar, wacht dan niet om hem aan nieuwe situaties en het verkeer te laten wennen.
Bij stelling vraag je met (meestal) je binnenhand losheid in het nek- en kaakgewricht van je paard. Als je dit goed doet zal je paard daarop nageven en stellen, dus geen weerstand bieden maar fijn meegeven met je soepel blijvende hand. Je paard stelt naar binnen in de verbinding van zijn hoofd naar zijn hals.
Staart die naar één kant hangt, wijst meestal op de buiging die het paard in zijn wervelkolom aanneemt. Loopt het paard bijvoorbeeld linksom, maar draagt het zijn staart naar rechts, dan is de buiging nog niet helemaal door de rug heen.
Laat hem z'n hoofd midden tussen beide voorbenen door buigen. Met een wortel daag je hem uit om zo laag naar de grond te gaan en zo ver mogelijk naar achter te strekken. Hou deze 'sit-up' even vast. Laat je paard weer rustig omhoog komen en herhaal dit een paar keer.
Om voorwaarts te gaan druk je beide kuiten vlak achter de singel licht aan in het ritme van de beweging, waarbij je met de handen toestaat dat het paard voorwaarts gaat. De beenhulp werkt alleen doelmatig in op het achterbeen dat in beweging is, niet op het achterbeen dat op de grond staat.
bestuurder. Iemand die met een paard of een pony loopt, is een bestuurder. ders, maar onder de categorie voetgangers. de hand is geen bestuurder, maar een voetganger.
Je moet je schouders recht boven je bekken houden, en met je bekken iets naar voren en omhoog uit het zadel komen. Zo zal je in balans blijven en met de beweging van je paard weer mooi naar beneden kunnen veren. 4. Ga in galop echt op de (bil)broekzakken van je rijbroek zitten.
Hou het stuur altijd met twee handen vast in de houding 'kwart voor drie', zoals de wijzers van een uurwerk (zie foto). Hierdoor kan je met de meeste kracht en precisie sturen. Bij het draaien, draai je het stuur in de nieuwe positie.
Je paard moet accepteren dat je been er is. Als hij eenmaal een neutrale ligging van je been accepteert, waarbij hij voelt dat het langs zijn flanken ligt, moet je van daaruit met je been naar de hand toe rijden. Als je dat doet, met contact in de teugel, dan sluit het achterbeen weer aan.
Om de achterhand sterker te maken zijn er diverse oefeningen die je kunt toepassen in je training. “Schouderbinnenwaarts is een prima oefening, want het paard moet hierbij meer op het achterbeen komen. De beenzetting loopt over drie sporen en hij moet zijn binnenachterbeen onder de massa brengen. Dat kost kracht.
Rechtrichten is het richten van de voorhand voor de achterhand, waarbij het paard voorwaarts wordt gereden. Het initiatief moet hierbij uitgaan van de ruiter. Dat wil zeggen dat je moet zorgen dat je aan beide kanten van het paard gelijkmatig inwerkt, dit doe je met je zit, je beenhulpen en je teugelhulpen.
Voorwaarts staat voor voorwaarts met hoofd en de neus, neerwaarts met de hals. Dit in een rustig gedragen tempo. Wanneer dit op een correcte manier uitgevoerd wordt loopt het paard met een gedragen achterbeen, een achterbeen wat onder het lichaam naar voren wordt geplaatst. Dan ontstaat de schoftlift.
De manen en vacht glanzen. De neusgaten en mond zijn ontspannen. De neusgaten zijn niet wijd open en je ziet geen afscheiding. Een ontspannen of slapend paard kan de onderlip helemaal laten hangen.
De reden van het hoofdschudden is veelal dat er iets in het hoofd van het paard in de knel zit. Meestal is dit de Trigeminus zenuw. Deze zenuw loopt door de oogkas en door het kaakgewricht, over het voorhoofd en vertakt zich naar het gebit. Ook problemen aan het gebit kunnen zo hoofdschudden veroorzaken.
Tip 1: Versterk de achterhand van je paard
Door de achterhand van je paard sterker te maken, verbeter je zijn vermogen. Dit kan je dressuurmatig trainen met een aantal stimulerende oefeningen: Rij veel overgangen. Van stap naar draf en weer terug, langs de lange zijde van de rijbaan en zo snel mogelijk achter elkaar.
Binnenbeen en buitenbeen
Als je linksom rijdt, noemen we dat 'op de linkerhand'. Je rechterhand en je rechterbeen zijn dan aan de kant van de wand of het hek, dat zijn dus je buitenhand en je buitenbeen. Je linkerhand en linkerbeen we noemen dan je binnenhand en je binnenbeen.
Er is sprake van stelling wanneer het paardenhoofd enigszins zijdelings naar binnen is gesteld ten opzichte van de hals. Het hoofd is hierbij achter de kaak ingebogen, waardoor de oorspeekselklier duidelijk zichtbaar wordt. Voor een rechtop zittende ruiter worden binnenoog en neusgat net zichtbaar.
Het buitenbeen is het voorbeen aan de kant van de bakrand, dus aan de buitenkant van de bak. Rijd je rechtsom, dan is het buitenbeen het linkervoorbeen. Als je op het verkeerde been rijdt, ga je juist zitten als het buitenbeen naar voren gaat.