De Past Perfect Continuous ('ing- vorm') gebruik je: - als iets in het verleden begonnen is, inmiddels is afgelopen en je wilt vooral de tijdsduur benadrukken. Voorbeeld : I had been studying English for six years (wel zes jaar lang, nu niet meer).
De present perfect continuous maak je met has / have + been + werkwoord met -ing en gebruik je bij zinnen die: een herhaalde actie beschrijven die is begonnen in het verleden en doorloopt in het heden; Bijvoorbeeld: “He has been going to evening classes.”
De Past Perfect Continuous maak je met het had gevolgd door been + een werkwoord dat eindigt in -ing. Je gebruikt het als je praat over iets dat duurde tot het moment in het verleden waar je het over hebt. They had been flying for five hours, when the storm broke out.
De present perfect simple gebruik je voor acties die zijn afgelopen, maar die wel nog invloed hebben op het hier en nu. De present perfect continuous gebruik je bij acties die wel nog voortduren in het heden. Met die tijd duid je aan hoe lang een bepaalde actie/handeling al aan de gang is, tot nu toe.
De duurvorm in de verleden tijd noemen we in de Engelse taal de past continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen: Ik was aan het sporten. We waren aan het zingen. Ik stond te schreeuwen.
Je gebruikt de past perfect (had + voltooid deelwoord) wanneer je meerdere momenten in het verleden bespreekt. De past perfect gebruik je dan voor dat wat het langst geleden is en de past simple voor dat wat minder lang geleden heeft plaatsgevonden.
Je maakt de past perfect met had + voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord maak je bij regelmatige werkwoorden door -ed achter het werkwoord te plakken. Bij onregelmatige werkwoorden, pak je het derde woord uit het rijtje (bijvoorbeeld broken bij to break – broke – broken) .
Je gebruikt de Past Continuous als je wil zeggen dat iets op een bepaald moment in het verleden een tijd(je) aan de gang was. In het Nederlands zeggen we dan vaak 'was/waren aan het…'. Vaak vind je de Past Simple bij de Past Continuous in één zin.
- als iets in het verleden begonnen is en inmiddels is afgelopen: Voorbeeld : I had had the Mercedes for over a year (het gaat hier even niet om de tijdsduur). De Past Perfect Continuous ('ing- vorm') gebruik je: - als iets in het verleden begonnen is, inmiddels is afgelopen en je wilt vooral de tijdsduur benadrukken.
De past continuous beschrijft handelingen of gebeurtenissen in een tijd voorafgaand aan het heden, die in het verleden begonnen is en die nog steeds aan de gang is op het moment van spreken. In andere woorden, het beschrijft een onafgemaakte of onvolledige handeling in het verleden.
In het Engels gebruik je de Present Continuous als je praat over iets wat nu aan de gang is, wat je op dit moment aan het doen bent. In moeilijke woorden noem je het de 'duurvorm', omdat het nog steeds voortduurt; het is nog steeds bezig.
De past perfect bestaat uit : had + voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord maak je in het Engels bij regelmatige woorden door achter -ed achter het werkwoord te plakken.
De present simple (tegenwoordige tijd) gebruik je voor acties die in het heden plaatsvinden, zoals permanente situaties en feiten. De present continuous (progressieve vorm van de tegenwoordige tijd) gebruik je niet voor permanente situaties, maar voor situaties/acties die nu bezig zijn.
Has en have komen van hetzelfde werkwoord af: hebben, in het Engels to have. Je gebruikt has bij enkelvoud en have bij meervoud. Allebei in de tegenwoordige tijd!
De present perfect simple is de voltooid tegenwoordige tijd in het Engels. De Engelse perfect tenses worden gebruikt om een link met het heden aan te duiden. Je vormt deze tijd met een vorm van 'to have' (have/has) en met een voltooid deelwoord. 'Ik heb getoverd' in het Nederlands.
De basisregel voor het schrijven van de past simple is: schrijf -ed achter de stam. - to talk: I talked to Jim this morning. - to watch: We watched the match yesterday. - to play: She played with her brother.
De past simple is in het Nederlands de verleden tijd. We gebruiken de verleden tijd als iets in het verleden is gebeurd. Signaalwoorden voor de past simple zijn: yesterday, last week, last year, in 1994, five hours ago, etc.
De Past Simple gebruik je vooral als je het hebt over simpele feitjes uit het verleden: je hebt toen iets gedaan (bijv. I walked home tonight). De Past Continuous benadrukt meer dat de actie een tijdje duurde; je was iets aan het doen.
Het woord were is verleden tijd van to be. Het betekent was of waren. Ook kan were onderdeel zijn van de 'past continuous' werkwoordsvorm, wat uit twee delen bestaat: was/were + het werkwoord dat eindigt op -ing. De betekenis van were valt dan weg.
De Past Simple gebruik je voor handelingen of gewoontes die in het verleden hebben plaatsgevonden en die nu helemaal afgelopen zijn. In het Nederlands is dit gelijk aan de voltooid tegenwoordige of onvoltooid verleden tijd.
De past perfect verwijst naar een tijd voorafgaand aan het nu. Het wordt gebruikt om duidelijk te maken dat de ene gebeurtenis plaatsvond voor de andere in het verleden. Het maakt niet uit welke gebeurtenis eerst genoemd wordt - de tijdsvorm maakt duidelijk welke het eerste plaatsvond.
Je maakt de voltooid verleden tijd met had + voltooid deelwoord. Voor het vormen van het voltooid deelwoord, zie de uitleg op de pagina Tegenwoordige tijd. De Engelse vakterm voor deze tijd is "past perfect". I had been waiting for hours when the bus finally arrived.
Je maakt de verleden tijd door simpelweg -ed achter het werkwoord te plakken (walk - walked). Als het werkwoord op een e eindigt, plak je er alleen -d achter (move - moved). Als het werkwoord op een y eindigt, vervang je de y door -ied (cry - cried). De voltooide tijd maak je met have/has + voltooid deelwoord.
Uiteraard is er de algemene regel voor het vormen van het voltooid deelwoord. Deze is inf +ed.