Dat houdt onder meer in dat bij de overheid werkzame personen, die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming niet kunnen beïnvloeden. Het gaat daarbij niet alleen om daadwerkelijke beïnvloeding. Ook de schijn van vooringenomenheid moet worden voorkomen.
In het bestuursrecht is sprake van een algemene set geschreven en ongeschreven spelregels waaraan de overheid geacht wordt zich te houden. Deze spelregels worden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur genoemd.
1a.
Bij de voorbereiding van een besluit moet het bevoegd gezag alle relevante factoren en omstandigheden opsporen. Deze moeten allemaal meespelen bij het nemen van de beslissing. Het bevoegd gezag moet de feiten en de belangen weten. Dit staat in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De overheid moet een besluit zorgvuldig voorbereiden en nemen: correcte behandeling van de burger, zorgvuldig onderzoek naar de feiten en belangen, procedure goed volgen en deugdelijke besluitvorming (art. 3:2 Awb).
Als belangrijkste algemene beginselen van behoorlijk bestuur kunnen worden genoemd: het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel, het fair play beginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel.
In artikel 1:1 lid 2 Awb is onder meer opgenomen dat rechters, de wetgevende macht en de Eerste en Tweede Kamer niet worden aangemerkt als bestuursorgaan. De uitzonderingen gelden niet voor besluiten en handelingen ten aanzien van een ambtenaar als zodanig.
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
De Awb vermeldt hoe de overheid besluiten moet voorbereiden en bekendmaken. Ook staat hierin binnen welke termijn de overheid een besluit moet nemen.
Zo zijn de Provinciale Staten, het College van gedeputeerde staten en de Commissaris van de Koning bestuursorganen van de provincies en het algemene bestuur, het dagelijkse bestuur en de voorzitter bestuursorganen van de waterschappen. Een b-orgaan is de APK-keurder.
Er zijn drie soorten besluiten van algemene strekking, namelijk algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels en concretiserende besluiten van algemene strekking. Art.
Wij moeten bij het nemen van besluiten alle belangrijke feiten zorgvuldig onderzoeken. Dit houdt in dat we de belangen van alle partijen afwegen en in elk geval de beschikbare informatie beoordelen.
Regels voor besluitvorming
Het besluit moet zorgvuldig en deugdelijk tot stand zijn gekomen. De belangen van alle partijen moeten tegen elkaar worden afgewogen. Daarbij mogen de nadelige gevolgen voor belanghebbenden niet onevenredig groot zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Wat is een beschikking? In het bestuursrecht: Een beslissing van een overheidsorgaan in een concreet geval, bijvoorbeeld het verlenen van een bouwvergunning. In het civiele recht: een rechterlijke uitspraak in een procedure die begint met een verzoekschrift.
Het beginsel van détournement de pouvoir is ook een materieel beginsel en is gecodificeerd in artikel 3:3 Awb: ''Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend.''
Het motiveringsbeginsel, het verbod van detournement de pouvoir en het evenredigheidsbeginsel zijn voorbeelden van algemene beginselen van behoorlijk bestuur die zijn opgenomen in de Awb. Een deel van de abbb is niet opgenomen in de Awb en zijn derhalve ongeschreven rechtsregels.
Het 'fair play'-beginsel heeft betrekking op de manier waarop bestuursorganen in brede zin moeten handelen. Dat varieert van het (op de juiste manier) in behandeling nemen van verzoeken, tot het voorkomen van een niet-redelijke verdeling van de bewijslast bij bezwaarprocedures.
Bij beslissen ligt de nadruk op het doorhakken van een knoop, zodat aan bestaande onzekerheid een einde gemaakt wordt. Bij besluiten ligt het accent op na rijp beraad komen tot een keuze tussen alternatieven.
Een vergunning is een beschikking: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan (zie: Art 1:3 lid 2 Awb) (bron; Taskforce vergunningen). In de wet is vastgelegd aan welke voorwaarden men moet voldoen om een vergunning te krijgen.
Een bestuurlijk rechtsoordeel is een definitief bedoeld oordeel van een bestuursorgaan voor een concrete situatie. Dit rechtsoordeel is in eerste instantie niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 van de Awb, het is namelijk aan te merken als een melding.
De gemeente (openbaar lichaam/publiekrechtelijk rechtspersoon) bestaat uit drie bestuursorganen: de gemeenteraad, het college en de burgemeester. De burgemeester kan als bestuursorgaan namens de rechtspersoon gemeente (openbaar lichaam) optreden.
Het rechtspersonenrecht onderscheidt publiekrechtelijke (rijk, provincie, gemeente, etc.) en privaatrechtelijke rechtspersonen (vereniging, stichting, nv/bv, etc.) onderscheiden. (Artikelen 1 en 3 van boek 2 Burgerlijk Wetboek).
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) is een zelfstandig bestuursorgaan die verschillende verzekeringen en voorzieningen beheert en uitvoert, waaronder het persoonsgebonden budget.
Er zijn vier manieren waarop de Awb richting geeft aan lagere wetgeving, variërend in de mate van dwingendheid. Regels van dwingend recht: dit zijn regels waarvan niet mag worden afgeweken. Regelend of semi-dwingend recht: dit zijn bepalingen waarin binnen beperkte grenzen mag worden afgeweken.
De nationale wetgeving bestaat uit een groot aantal bestuursrechtelijke wetten in formele zin (dit zijn wetten die door de regering en de Staten-Generaal worden vastgesteld (art. 81 Grondwet)). Bijvoorbeeld: de Gemeentewet, de Grondwet en de Wet op de Raad van State.
Een redelijke termijn kan variëren van enkele weken tot enkele maanden. De overheid moet in ieder geval binnen 8 weken een besluit nemen of een nieuwe beslistermijn bekendmaken.