Iemand met een motorische beperking heeft problemen met bewegen. Je kunt bijvoorbeeld niet lopen of je armen niet goed gebruiken. Dit komt door problemen met je spieren, gewrichten en/of je skelet. Sommige motorische beperkingen zijn goed zichtbaar, omdat iemand in een rolstoel zit.
Wanneer iemand een fysieke (of motorische) beperking heeft, is zijn bewegingsmogelijkheid verstoord. Onder deze diverse groep beperkingen vallen onder meer mensen met onvrijwillige bewegingen (spasmen of tremors), coördinatieproblemen, verlamming, artritis en mensen met ontbrekende ledematen.
Reuma, spierdystrofie, dwarslaesie, spasticiteit en RSI/CANS zijn voorbeelden van motorische aandoeningen die je beperken in (voort) bewegen, (gaan) zitten, lopen, veranderen van houding, balans en de arm/ handfunctie.
Kinderen met een motorische ontwikkelingsstoornis hebben moeite met het aanleren van motorische vaardigheden. Dit is bijvoorbeeld bij baby's te herkennen wanneer zij moeite hebben met leren kruipen, maar het kan ook later opspelen.
'Stoornissen' betreffen afwijkingen op orgaanniveau, 'beperkingen' worden door een persoon ondervonden bij het uitvoeren van activiteiten, en 'handicaps' hebben betrekking op de sociale nadelen die een persoon ondervindt als gevolg van gezondheidsproblemen.
Door een tekort aan dopamine is het voor de hersenen moeilijker om bewegingen te coördineren en vloeiend te laten verlopen. Dit veroorzaakt allerlei problemen die met beweging te maken hebben. Al deze bewegingsklachten samen noemen we motorische symptomen.
zenuwletsel(ten gevolge van een ongeval, operatie of aandoening (zie ook multiple sclerose)) herseninfarct. spieraandoeningen zoals bij de ziekte van Duchenne. hersenbeschadiging (ten gevolge van een ongeluk of door zuurstofgebrek; Cerebrale Parese)
Je kind leert kruipen, staan, zitten, lopen, fietsen, skaten, enzovoort. Hierbij gaat het om grote bewegingen met de romp, armen en benen. Dit noemen we ook wel de grove motoriek. Bij fijne bewegingen, zoals een kraal vastpakken, knippen en een potlood gebruiken, hebben we het over de fijne motoriek.
Ze zijn slechtziend, blind of doof, hebben psychische problemen, een lichamelijke of verstandelijke beperking. Mensen met een beperking hebben het recht om mee te doen in de samenleving. Dat staat in het VN-verdrag handicap en in andere wetten en regels.
Oorzaken motorische achterstand
Te weinig beweging en/of weinig zelfvertrouwen (over het bewegen) kunnen de oorzaak zijn van motorische achterstand bij kinderen.
Motoriek is het vermogen om te bewegen. Dit kan het menselijk lichaam of dat van een dier betreffen. Meestal maakt men voor de mens onderscheid tussen grove en fijne motoriek. De grove motoriek bestaat uit grote, grove bewegingen die men met (grote delen van) het lichaam maakt, bijvoorbeeld lopen, zwemmen of schoppen.
De basis motorische vaardigheden van een mens zijn: snelheid, kracht, coördinatie, lenigheid en uithoudingsvermogen. Het zijn de vijf bouwstenen van een gezonde ontwikkeling. Kinderen die actief zijn, doen deze vaardigheden spelenderwijs op.
Als er sprake is van de stoornis ADHD, moet de impact op het participeren in het maatschappelijk leven aangetoond worden volgens de basisdefinitie van een handicap (langdurige en belangrijke beperking van de kansen tot sociale integratie). Die impact kan zeer wisselend zijn.
Psychologisch onderzoek kan bepalen of en in welke mate iemand een verstandelijke beperking heeft. Een verstandelijke beperking kan ook door een kinderarts worden vastgesteld, door het doen van chromosoom - of DNA onderzoek.
Het medische woord voor ontwikkelingsachterstand is retardatie. Wanneer kinderen alleen achter zijn qua bewegingsmogelijkheden of motorische vaardigheden, wordt dit motorische retardatie genoemd.
Een auditieve beperking betekent dat je doof of slechthorend bent.Iemand met een visuele beperking is blind of slechtziend. Je bent doofblind als je niet of slecht hoort en niet of slecht ziet. Een beperking aan je zintuigen kan een grote impact op je leven hebben.
Spierkrampen en fasciculaties zijn vaak de eerste verschijnselen van ALS maar ook beide klachten die bij gezonde mensen kunnen voorkomen. Spierzwakte en atrofie beginnen vaak plaatselijk in een arm of been of in de spieren van de mondkeelholte. Beide nemen vaak geleidelijk toe.
Een kind met dyspraxie lijkt vooral onhandig, het lopen gaat moeizaam en ze vallen veel. Een bal gooien of vangen, fietsen, zwemmen en skaten, het lijkt allemaal klungelig en heel moeilijk. Het ruimtelijk inzicht is beperkt. Kinderen vinden het niet prettig in het midden van een ruimte, aan de zijkanten is prima.
Voorbeelden zijn schrijven, veters strikken, hinkelen, fietsen en schrijven, maar ook nog meer complexe vaardigheden zoals piano spelen. Deze ontwikkeling loopt door tot in en gedurende de volwassenheid.
Een IQ onder de 75. (Blijvende) achterstand in de ontwikkeling, zowel verstandelijk als lichamelijk zoals moeite met leren of bewegen. Psychische problemen zoals moeite met communicatie en aangaan van (vriendschaps)relaties. Moeite met praktische zaken zoals aankleden, eten, omgaan met geld.
Kinderen en volwassen met een lichamelijke handicap zijn belemmerd in hun handelingen en/of bewegen. Sommigen hebben hulp nodig bij alledaagse dingen als douchen en aankleden en een aantal is afhankelijk van hulpmiddelen of van andere mensen. De meesten kunnen doorgaans wel zelfstandig functioneren.
Invalide, mindervalide of miva
Mindervalide betekent minderwaardig en miva werd als afkorting vaak gebruikt om die laatste minder stigmatiserend te laten klinken. Je zegt er echter nog steeds mee dat een gehandicapte persoon minder waardevol is. Alternatief: gehandicapte persoon of persoon met een beperking.