Montessori is een onderwijsmethode waarbij een 'hulpmiddel voor het leven' aan het kind wordt aangeboden. Het kind ontwikkeld zich zo veel mogelijk in zijn/haar eigen tempo waarbij het gaat om het eigen kunnen en met speciaal ontworpen montessorimaterialen.
Volgens de visie van Montessori is een kind vanuit zichzelf gemotiveerd om zich te ontwikkelen en te leren. Dit uit zich in een spontane belangstelling, die per kind verschilt. Bovendien verandert deze belangstelling in de loop van de tijd.
Elk kind heeft de behoefte om zelfstandig en onafhankelijk te zijn. Vooral bij peuters merk je dat ze steeds meer dingen zelf willen doen en je graag overal bij willen helpen. Bij Montessori wordt dit gestimuleerd. De omgeving wordt zo ingericht dat het kind dingen zelf kan doen en overal zelf bij kan.
Uitgangspunten van de montessorivisie Maria Montessori kwam er achter dat kinderen van nature nieuwsgierig en leergierig zijn. Kinderen hebben uit zichzelf een sterke behoefte om zich te ontwikkelen, om nieuwe dingen te ontdekken en te leren. Dat uit zich in een natuurlijke belangstelling van kinderen.
Er is geen verschil in niveau of prestaties in vergelijking met andere scholen in het basisonderwijs. Kinderen van montessorischolen kunnen het programma in het voortgezet onderwijs goed aan. Ze vallen op door hun positieve werkhouding, hun mondigheid en zelfstandigheid.
Het Montessori onderwijs is niet per definitie geschikt voor iedere kind. Dit komt door de hoge mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid die kinderen hebben binnen dit onderwijs. Daarom zijn sommige mensen van mening dat kinderen die wat meer structuur nodig hebben, beter gedijen in het regulier onderwijs.
In een montessoriklas (onderbouw, middenbouw of bovenbouw) zitten twee of drie leeftijdsgroepen leerlingen door elkaar. Volgens Maria Montessori is dit essentieel voor een harmonische ontwikkeling. Ook in een gezin is een kind omringd met oudere en jongere kinderen.
Montessorischolen vallen onder het algemeen bijzonder onderwijs. Er zijn op dit moment ongeveer 160 montessorischolen in Nederland. De grondlegger van dit type onderwijs is Maria Montessori. Zij was van mening dat kinderen geboren worden met een enorme energie en behoefte om te leren en zich te ontwikkelen.
Er zijn verschillende pedagogische stromingen waarop visies op kinderopvang vaak gebaseerd zijn: de reformpedagogiek, geesteswetenschappelijke pedagogiek, empirisch-analytische pedagogiek en de kritisch emancipatorische pedagogiek.
Het materiaal helpt het kind bij de ontwikkeling. Het geeft op spelenderwijs het kind een leerproces, waardoor het kind zich beter kan redden in de directe omgeving door het zelf te doen en te kunnen.
Een Montessori kledingkast is een kleine kleerkast die past bij de hoogte van je kind en waar je kind aan alles aan kan. De reden dat dit zo een goed idee is, is dat het je kind veel autonomie geeft. Hij kan zelf zijn kleren uitkiezen en een outfit maken die hij graag heeft.
Er zijn grofweg 4 stijlen van opvoeden: autoritair, toegeeflijk, democratisch en verwaarlozend.
Een verschil tussen het Daltononderwijs en Montessorionderwijs is dat een Daltonschool vaak iets specifieker is in hoe de opdracht moet worden uitgevoerd in vergelijking met een Montessorischool. De belangrijkste ankerpunten in het Daltononderwijs zijn samenwerken, zelfstandigheid en vrijheid in gebondenheid.
Jenaplan is traditioneel vernieuwingsonderwijs, waarin de ontwikkeling van het kind centraal staat. De meeste jenaplanscholen werken met stamgroepen, waarbij kinderen van verschillende leeftijden bij elkaar in een groep zitten.
Een belangrijk uitgangspunt van Rudolf Steiner is dat elk kind uniek is en de gelegenheid moet krijgen om zich volledig te ontplooien. De nadruk ligt op de natuur en natuurlijke materialen zoals wol, steen, hout of bijenwas. Ook het meubilair is van natuurlijk materiaal (hout) gemaakt.
Reggio Emilia is het kleine stadje in Noord Italië waar Malaguzzi zijn school begon. De reggio-benadering wordt wel eens de pedagogiek van het luisteren genoemd, in plaats van het vertellen. de gedachte van Reggio Emilia is: Kinderen worden geboren met vele mogelijkheden, zijn sterk, krachtig en creatief.
Pedagogiek of opvoedkunde is de wetenschappelijke studie van de manier waarop volwassenen (ouders, opvoeders, onderwijzers) jeugdigen grootbrengen met een bepaald doel voor zich. Een beoefenaar van deze studie heet een pedagoog. De studie van het onderwijs wordt onderwijskunde genoemd.
Het kindbeeld is onze visie op kinderen. Het hangt nauw samen met hoe wij aankijken tegen onze rol als mede-opvoeder. Het beeld dat wij van kinderen hebben, is bepalend voor de keuzes die we maken. Ieder kind is uniek en heeft een eigen karakter en eigen mogelijkheden.
Een steinerschool, genoemd naar grondlegger Rudolf Steiner (1861-1925), is een methodeschool waar les wordt gegeven op basis van de steinerpedagogie. Het steineronderwijs maakt deel uit van een internationale schoolbeweging en omvat scholen voor basisonderwijs en secundair onderwijs.
Nutsbasisscholen zijn bestuurlijk geen openbare scholen, maar zijn 'bijzonder neutraal' van karakter. Dat wil zeggen dat het beleid in handen is van een vereniging of stichting met een eigen (school)bestuur, meestal bestaand uit ouders van leerlingen.
Waar komt montessorionderwijs vandaan? Dit onderwijsconcept is bedacht door de Italiaanse pedagoge Maria Montessori (1870-1952). Zij wilde scholen waarin kinderen meer werden uitgedaagd om actief te leren. De kern van haar methode wordt meestal samengevat met haar uitspraak: 'Leer mij het zelf te doen'.
Op een daltonschool leren leerlingen zelfstandig en binnen een bepaalde tijd taken afronden. Daarnaast leren zij op tijd hulp inschakelen als dit nodig is. Op die manier wordt hun probleemoplossend vermogen en zelfstandigheid gestimuleerd.
In januari 1907 opende Maria Montessori, in de Romeinse sloppenwijk een huis voor kinderen. 'Casa dei Bambini' was de allereerste Montessorischool. Een school waar onderkend werd dat geen kind gelijk is.
Hoeveel vrijescholen zijn er in Nederland? Er zijn in totaal 120 vrijescholen in Nederland die via een bestuur zijn aangesloten bij de Vereniging van vrijescholen. Dat gaat om 94 vrijescholen in het primair onderwijs en 26 vrijescholen in het voortgezet onderwijs.
De vrijwillige ouderbijdrage is € 1054 per jaar voor vier- t/m twaalf-jarigen. Voor peuters en driejarigen geldt deze vrijwillige ouderbijdrage niet. Van de ouderbijdrage worden de snacks en lunch betaald en alle niet door de overheid gesubsidieerde activiteiten en materialen.