Bij meten wordt meestal aan kwantitatieve gegevens gedacht. Voor een aantal thema's is hierop inderdaad te meten; bijvoorbeeld het aantal valincidenten, het aantal medicatiefouten, het percentage decubitus. Andere thema's zijn veel minder goed 'hard' te maken, zoals empowerment of preventie van seksueel misbruik.
Er zijn verschillende meetinstrumenten waarmee zorginstellingen hun kwaliteit in kaart brengen. Bijvoorbeeld vragenlijsten die onder cliënten en hun naasten worden afgenomen. Dit doen de instellingen zelf. Of het wordt gedaan door onafhankelijke meetbureaus.
De één-meting geeft inzicht in uw merkontwikkeling en welke mening uw doelgroep heeft t.o.v. van uw merk na één of meerdere aangepaste variabelen. 0- & 1-meting gebruikt men vaak om marketing acties te evalueren.
Meten is essentieel om resultaten aan te kunnen tonen. Tussentijds en achteraf. Daarom maakt meten deel uit van de kwaliteitscirkel. Door te meten ontstaat er inzicht in de effecten van de uitgevoerde verbeteracties, en wordt duidelijk wat wel werkt en wat niet.
Vragenlijsten, registratieformulieren, schalen, beoordelingslijsten, protocollen: in onderzoek zijn dit allemaal meetinstrumenten. Ze zijn bedoeld om de realiteit op de een of andere manier om te zetten in iets meer formeels, een concept, een code, een cijfer, een reeks getallen, verbanden, al of niet gekwantificeerd.
Complexiteit van zorg wordt bepaald door patiëntgebonden factoren en factoren die met het zorgproces samenhangen, zoals het aantal zorgverleners dat bij de patiënt betrokken is. Om effectief te kunnen zijn moet de zorg aansluiten bij de context van de patiënt, zijn of haar mogelijkheden en omstandigheden.
Hulpmiddel om metingen of waarnemingen te doen, bijvoorbeeld thermometer of vragenlijst.
Patiëntervaring meten: PROMs en PREMs
Maar patiëntervaringen zijn alleen bruikbaar als ze gemeten zijn met valide en betrouwbare meetinstrumenten. Daarvoor hebben we PROMs (Patient Related Outcome Measures) en PREMs (Patient Related Experience Measures).
Kwaliteit van zorg is de mate waarin de zorg geleverd voor personen en patiëntengroepen de gewenste zorgresultaten verbetert.
Verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten werken in de zorg onder verschillende wetten: Zvw (Zorgverzekeringswet), Wlz (Wet langdurige zorg), Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) en Jeugdwet.
Een meetinstrument wordt gebruikt om gegevens te verzamelen. Het voordeel daarvan is dat je data krijgt waarvan aan kunt geven "zo heb ik het gemeten", maar er zit nogal wat verschil in kwaliteit van meetinstrumenten. Hoe kies je de juiste? Het gebruik van een meetinstrument is niet altijd nodig.
De Lastmeter is een korte vragenlijst. U geeft aan hoe het met u gaat en welke problemen u mogelijk heeft op lichamelijk, emotioneel, sociaal, praktisch en spiritueel gebied.
Dit staat voor 'Short Nutritional Assessment Questionnaire' of te wel een korte vragenlijst om de voedingstoestand te kunnen beoordelen. Het doel van de SNAQ is om ondervoeding of het risico daarop vroegtijdig op te sporen en aan de hand van de uitkomsten ervan de juiste voedingstherapie toe te passen.
Bij complexe zorg moet echt per patiënt gekeken worden, waarbij de wensen, verwachtingen en omgeving van de patiënt een rol spelen. Hier moet dan ook goed naar geluisterd worden door zorgverleners. Het draait bij complexe zorg meer om persoonsgerichte zorg.
Ambulancezorg kan sinds kort worden ingedeeld in laag-, midden- en hoog- complexe ambulancezorg. In de laag- en middencomplexe ambulancezorg (LMC) zijn de zorgvragen voornamelijk op care gebaseerd en minder op cure. Bijvoorbeeld het vervoer van stabiele patiënten van de ene ziekenhuislocatie naar de andere.
Laagcomplexe tot complexe zorg (C)
Laagcomplexe tot complexe zorg is basiszorg en gespecialiseerde zorg, zowel voor acute als planbare zorg, met een hoge mate van voorspelbaarheid van de benodigde inzet en van het beloop.
Je meetmodel laat zien hoe je verschillende datareeksen aggregeert tot een nieuwe datareeks (bijvoorbeeld hoe je items middelt tot een schaal). Het meetmodel betreft dus, net als een structureel model, wel statistiek. Je meetmodel en structurele model vormen samen een overzicht van de analyses die je doet.
Met een effectmeting breng je de (kwantitatieve) resultaten van een aanpak of interventie in kaart. Dit is de ultieme vorm van evaluatie. De effectmeting vindt na het uitvoeren van de interventie plaats. Het plannen en het organiseren van een effectmeting start echter voor het uitvoeren van de interventie.
Deze maat kan zowel een negatieve als een positieve waarde hebben. Bij een positieve waarde wijst de index op een gunstig effect van de interventie, bij een negatieve waarde is het effect averechts. In theorie kan het indexcijfer elke waarde aannemen, maar meestal schommelt 'd' tussen -2.0 en +2.0.
De effectgrootte (effect size) laat zien hoe betekenisvol de relatie tussen variabelen of het verschil tussen groepen is. Het zegt iets over de praktische relevantie (ook wel praktische significantie genoemd) van een onderzoeksresultaat.