De vertrouwensleer of vertrouwensbeginsel raakt meerdere gebieden van het recht. Hoofdregel is dat een partij mag vertrouwen op uitlatingen en uitgaan van gedragingen van de wederpartij.
Algemeen beginsel van behoorlijk bestuur dat voorschrijft dat een burger erop moet kunnen vertrouwen, dat een bepaalde toezegging van een bestuursorgaan ook nagekomen wordt of een wettelijke bepaling wordt nageleefd.
3:3 Awb). Vertrouwensbeginsel. Ook wel beginsel van de opgewekte verwachting. Wie op goede gronden – bijvoorbeeld na een duidelijke toezegging – erop mag vertrouwen dat de overheid een besluit neemt, heeft daar ook recht op.
Het niet tijdig nemen van een besluit wordt met een besluit gelijkgesteld. Dit betekent dat bezwaar en beroep ook mogelijk zijn indien een ambtshalve door het bestuur te nemen beslissing niet tijdig wordt genomen; 2. besluiten op aanvraag.
Wij moeten onze beslissingen goed motiveren. Bijvoorbeeld bij het opleggen van een correctie of bij het afhandelen van bezwaarschriften moet voldoende duidelijk zijn op basis waarvan en waarom we een bepaalde beslissing nemen.
Het evenredigheidsbeginsel houdt in dat de nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding met het beoogde doel van dat besluit (gecodificeerd in art. 3:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (”Awb”)).
Onder het publiekrecht vallen. » Meer over bestuursrecht bestuursrecht, staatsrecht, strafrecht en belastingrecht. De term overheid moet ruim gezien worden: de rijksoverheid, de gemeenten en provincies maar ook bestuursorganen zoals het UWV en de Belastingdienst.
Verbod op willekeur
Het verbod van willekeur (détournement de pouvoir) dat is opgenomen in artikel 3:3 Awb, verbiedt de overheid om de bevoegdheid tot het nemen van een besluit voor een ander doel te gebruiken dan waarvoor die bevoegdheid is verleend.
De belangrijkste regels van het bestuursrecht staan in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb vermeldt hoe de overheid besluiten moet voorbereiden en bekendmaken. Ook staat hierin binnen welke termijn de overheid een besluit moet nemen.
De Algemene wet bestuursrecht (afgekort Awb) is een Nederlandse wet die de algemene regels bevat voor de verhouding tussen de overheid en de individuele burgers, bedrijven en dergelijke.
Wat is het specialiteitsbeginsel? Het specialiteitsbeginsel is een materieel beginsel en heeft betrekking op de inhoud van een bestuursbesluit. Bij dit beginsel mag een bestuursorgaan enkel de belangen behartigen waarvoor de betrokken wet of regeling een grondslag biedt. Dit staat vermeld in artikel 3:4 lid 1 van Awb.
Geheimhoudingsplicht. De geheimhoudingsplicht van de identiteit van de melder is aangescherpt. Volgens de nieuwe wet mag de identiteit van de melder niet worden prijsgegeven zonder zijn instemming. Iedere persoon die vertrouwelijke informatie in het kader van een melding krijgt, moet deze informatie geheimhouden.
In de rechtspraak is er in Nederland officieel sprake van drie rechtsgebieden: bestuursrecht, civiel recht en strafrecht.
Er zijn binnen de rechtspraak verschillende rechtsgebieden, zoals strafrecht, civiel recht, bestuursrecht, en familie- en jeugdrecht.
In hoger beroep kunnen dat verschillende bestuursrechters zijn, zoals de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.
Na de intrekking of wijziging mag het bestuursorgaan, zolang de procedure aanhangig blijft, geen besluit nemen waarvan de inhoud of strekking overeenstemt met het oorspronkelijke besluit, tenzij gewijzigde feiten of omstandigheden dit rechtvaardigen en het bestuursorgaan daartoe ook anders bevoegd zou zijn geweest.
Regels voor besluitvorming
Het besluit moet zorgvuldig en deugdelijk tot stand zijn gekomen. De belangen van alle partijen moeten tegen elkaar worden afgewogen. Daarbij mogen de nadelige gevolgen voor belanghebbenden niet onevenredig groot zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Zorgvuldigheidsbeginsel. Een besluit moet door de overheid zorgvuldig worden voorbereid en genomen. De feiten en belangen moeten goed worden onderzocht, de burger moet goed worden behandeld, de procedure moet correct worden gevolgd en de besluitvorming moet deugdelijk zijn.
Rechtszekerheid- en vertrouwensbeginsel. Dit beschermt de burger tegen onzekerheid en tegen willekeur van de kant van de overheid. Iemands rechtspositie moet voldoende veilig zijn. Op onverwachte, onberekenbare, wijze aantasten van iemands rechtspositie mag niet.
Materiële rechtszekerheidsbeginsel: de huidige wet moet worden toegepast en eerdere besluitvorming mag achteraf niet worden aangepast. Gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen moeten op een gelijke manier worden behandeld.