Wiskunde A op havo-niveau richt zich vooral op statistiek en toegepaste analyse. Kansberekening komt daar bij wiskunde A op vwo-niveau nog bij. In een groot aantal gevallen mag je gebruik maken van je grafische rekenmachine. Bij wiskunde B op havo-niveau en op vwo-niveau komen meer theoretische vraagstukken aan bod.
Wiskunde A: "Veel statistiek"
Algebra en berekeningen horen er ook bij, maar een stuk eenvoudiger dan wiskunde B en meer in verhaalvorm. Ook mag je vaker je trouwe hulp, de grafische rekenmachine, erbij pakken. Er komen meer verhaaltjessommen terug bij wiskunde A en zijn de opgaven meer in context geplaatst.
Je mag dus altijd voor een “hogere” soort wiskunde kiezen. Sterker nog: als je goed bent in wiskunde (bijvoorbeeld in klas 3 minimaal een 7) en je er niet tegenop ziet om je wat extra in te spannen, dan kun je het beste kiezen voor wiskunde B. Dat geeft extra mogelijkheden voor vervolgstudies en biedt een betere basis.
Wiskunde B is vooral handig voor vervolgopleidingen in de sectoren Techniek en Natuur & milieu. Wiskunde C komt deels overeen met wiskunde A, vooral op het gebied van de statistiek en het zien van verbanden. Anders aan wiskunde C is de ruimtemeetkunde en het logisch redeneren wat hier een grote rol in speelt.
Wiskunde C is de makkelijkste wiskunde van de vier. Het moeilijkst is D, daarna B, daarna A en als makkelijkst C. Wiskunde C kan je kiezen als je wel graag wiskunde wilt hebben, maar als je er veel moeite mee hebt. Je hebt dan wel het gevoel dat je wiskunde hebt maar je hoeft jezelf er niet heel erg voor uit te sloven.
Op het vwo was een combinatie van de profielen Natuur & Techniek en Natuur & Gezondheid met 36 procent het meest gekozen profiel.
Wiskunde A op havo-niveau richt zich vooral op statistiek en toegepaste analyse. Kansberekening komt daar bij wiskunde A op vwo-niveau nog bij. In een groot aantal gevallen mag je gebruik maken van je grafische rekenmachine. Bij wiskunde B op havo-niveau en op vwo-niveau komen meer theoretische vraagstukken aan bod.
Havo wiskunde A staat bekend als de verhalende wiskunde, dus wiskunde in een context. Havo wiskunde B is abstracter dan havo wiskunde A. Vergelijkingen, func es, grafieken, formules, algebra, meetkunde en goniometrie (sinus, cosinus, tangens) komen allemaal voor bij Havo wiskunde B.
Bij het vak wiskunde A leer je over veel verschillende wiskundige onderwerpen. Zo is er domein B, waar je leert over algebra en tellen. Domein C gaat in zijn geheel over verbanden. Andere onderwerpen die belangrijk zijn gaan bijvoorbeeld over raaklijnen en hellinggrafieken.
Onder vwo-leerlingen ligt het aantal spijtoptanten het hoogst onder leerlingen met economie 1. Van hen zegt 15% spijt te hebben van de keuze van dat vak. Net als op de havo heeft 15% van de vwo-leerlingen spijt van de keuze van scheikunde.
Om de beste profielkeuze te maken, zal je moeten kijken naar welke onderwerpen en vakken jou het meest interesseren en in welke vakken jij goed bent. Het profiel dat je zal kiezen, heeft later invloed op de vervolgstudie die je kan volgen en de richting die je op de arbeidsmarkt gaat.
Wiskunde C is een examenvak in de bovenbouw van het vwo vanaf klas 5. Wiskunde C is dé wiskunde die aansluit bij het profiel Cultuur en Maatschappij. De wiskunde krijgt een plek in de wereld om ons heen. Het rekenen met letters en formules wordt toegepast in concrete contexten, in voorstelbare situaties.
Zowel wiskunde A als B geven toegang. Ook met een einddiploma van HBO of WO word je toegelaten. Je moet dan de vakken natuurkunde, scheikunde, biologie en wiskunde op VWO-niveau hebben afgerond. Een VWO-diploma oude stijl geeft geen toelatingsrecht meer.
Het examen Wiskunde B VWO
Op het examen moet je de eigenschappen van standaardfuncties kennen, grafieken kunnen tekenen en vergelijkingen kunnen oplossen. Ook wordt er verwacht dat je kunt differentiëren en de eerste en tweede afgeleide kunt gebruiken om een functie te onderzoeken.
Antwoord. De leerling mag niet in beide vakken examen afleggen. Volgens het Inrichtingsbesluit (artikel 26b) mag het examenpakket van de leerling niet meer dan één vak uit het rijtje wiskunde A, B en C hebben (wiskunde D heeft een andere positie).
Bij wiskunde A komen vooral vaardigheden voor die te maken hebben met statistiek zoals diagrammen, grafieken, tabellen, formules en kansberekening. Leerlingen met wiskunde A gaan vaak een sociale studie doen of een andere studie in de richting van “Gedrag en Maatschappij”. Statistiek is daarbij belangrijk.
Salarisindicatie. Het gemiddelde startsalaris van een afgestudeerde wiskundige bedraagt €2.850,- euro bruto per maand.
Voor de universitaire opleiding Psychologie moet je beschikken over een vwo-diploma bij voorkeur met de vakken biologie en wiskunde A of B (bij de universitaire opleiding Psychologie komt veel statistiek voor). Psychologie is een gamma-studie. Slechts 75% stroomt door naar het tweede jaar.
Wiskunde D is bedoeld als aanvulling en verdieping op wiskunde B. Je krijgt bijvoorbeeld te maken met kansrekening en statistiek, een onderdeel dat niet in wiskunde B zit, maar dat bij veel universitaire studies wel belangrijk is. Een voorbeeld van verdieping is bewijzen.
NB In Amerika zeggen ze “math”, in Engeland zeggen ze “maths”. Voor alle andere landen zou ik “mathematics” aanraden want dat begrijpt iedereen dus dan weet je zeker dat je goed zit.
Naast de verplichte vakken in het profiel, moet elke leerling 1 of 2 profielkeuzevakken en 1 vak in het vrije deel doen. Ook moet iedere vwo-leerling verplicht het profielwerkstuk maken. Uiteindelijk doen vwo-leerlingen in 8 vakken eindexamen. De andere vakken ronden leerlingen af met een schoolexamen.
Natuurkunde in combinatie met wiskunde A kan op zich prima. Maar als de reden dat je wiskunde A kiest is dat je erg slecht wiskundig inzicht hebt dan ga je het ook bij natuurkunde moeilijk krijgen. Nou is 'het moeilijk krijgen' zeker geen reden om iets niet te doen.
Wiskunde is een belangrijk ondersteunend vak bij Economie en Bedrijfseconomie. Het is verplicht om Wiskunde A of Wiskunde B in je vakkenpakket te hebben. Het is gebleken dat studenten met Wiskunde B minder moeite hebben met de wiskundige vakken tijdens de studie.
Verhaaltjessommen komen voor op de basisschool bij rekenen, maar ook in het voortgezet onderwijs bij o.a. wiskunde, economie, natuurkunde,…