Echter is soy van het werkwoord ser en estoy van het werkwoord estar. Yo soy heeft dus een permanente betekenis en yo estoy gebruik je voor iets tijdelijks. Soy betekent in het Spaans "ik ben".
1Estar wordt onder andere gebruikt wanneer zijn betekent: zich bevinden. Het onderwerp (wie of wat) dat zich ergens bevindt moet bepaald zijn, met andere woorden: het moet een naam zijn, voorafgegaan worden door een lidwoord (el, la, los, las), door een bezittelijk voornaamwoord (mi, tu, su, etc.)
Veel van de meest gebruikte werkwoorden zijn volledig onregelmatig, zoals: 'ser' (worden), 'estar' (worden), 'ir' (gaan) en 'haber' (hebben).
Ser wordt gebruikt voor situaties die permanent of langdurig zijn. Bij een langdurige situatie kun je denken aan bijvoorbeeld een nationaliteit, of dat je student bent.
regular is regelmatig (vervoeg je dus gewoon zoals de meeste anderen woorden, stam +t, +s, +d....) en irregular is onregelmatig (die woorden houden zich dus niet aan de regels en dus moet je een apart rijtje leren (zoals het werkwoord 'to be', in het hele rijtje is het geen 1x 'be', maar am, are, is...)
Als het onderwerp onbepaald is, gebruik je 'hay'. 'Hay' is in het Nederlands: 'er is/zijn', 'er ligt/liggen', 'er staat/staan' , etc. Hay problemas en el trabajo. (Er zijn problemen op het werk.)
Je gebruikt haber om de aanwezigheid of beschikbaarheid van iets of iemand aan te geven. In beide gevallen is het belangrijk om te weten dat “haber” wordt gebruikt om te praten over de aanwezigheid of beschikbaarheid van iets, in plaats van iemands bezit zoals bij “tener”.
Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat iets of iemand doet. 'Spelen', 'lopen', 'rijden' en 'knutselen' zijn voorbeelden van werkwoorden. 'Twijfelen', 'hebben' en 'beheersen' zijn ook werkwoorden, maar geven minder duidelijk een activiteit aan.
Werkwoorden zijn regelmatig als ze in de verleden tijd dezelfde stam hebben als in de tegenwoordige tijd. De stam is de vorm die we horen als we de infinitief uitspreken en daarbij de uitgang -en (soms -n) weglaten.
werkwoord dat bij de vervoeging* wisselingen van klinkers* en/of medeklinkers* vertoont. Voorbeelden: lopen - liep - gelopen; brengen - bracht - gebracht. Als de vervoeging buiten de klinkerwisseling regelmatig verloopt, wordt een onregelmatig werkwoord ook sterk werkwoord genoemd.
Onregelmatig betekent niet strokend met het grootste deel of verwacht patroon. Het is het tegengestelde van regelmatig. Het kan verwijzen naar: Onregelmatige meervoudsvormen, meervoudsvormen die tot stand komen op basis van grammaticale procedures die niet tot regelmatige meervoudsvorming behoren.
J'ai mangé en je suis allé
Het is namelijk heel makkelijk: vertaal het gewoon woord voor woord en het komt in meer dan 99 van de 100 gevallen helemaal goed. Behalve dan natuurlijk met een paar uitzonderingen, waarvan dit er een is: ik ben geweest = j'ai été.
Meestal gaat de regel op dat als we in het Nederlands “ hebben” gebruiken, dat in het Frans ook “avoir “ is, en bij het gebruik van “zijn “, in het Frans “être “ wordt gebruikt.