Wat is het onderwerp van een zin? Het onderwerp van de zin drukt ofwel uit wie of wat iets doet of overkomt, ofwel wie of wat iets is. De rest van de zin zegt iets over het onderwerp. In de zin 'Dat boek is dik' bijvoorbeeld is dat boek het onderwerp: dat boek is iets, namelijk 'dik'.
In de zin 'Piet eet een appel' is 'Piet' het onderwerp. Hij is immers degene die de appel eet. Het onderwerp van een zin is vaak een persoon, maar het kan ook een ding zijn.
Elke tekst die je ooit zult lezen heeft een onderwerp. Het onderwerp moet je kunnen omschrijven in één of slechts een paar woorden.Het is waar de tekst over gaat. Als er naar het onderwerp wordt gevraagd moet je nooit antwoord geven in de vorm van een zin.
Het onderwerp van de zin vertelt wie of wat iets doet, is of ondergaat. Het wordt ook wel 'subject' genoemd. Soms bestaat een onderwerp uit één woord, maar soms ook uit meerdere woorden.
Het is die- of datgene waar de zin over gaat, over wie of wat in zo'n zin iets gezegd of gevraagd wordt. Het onderwerp is dat object of die persoon waarvan in de zin eigenschappen, omstandigheden of verrichtingen worden beschreven of bevraagd.
De persoonsvorm is een vervoegde vorm van het werkwoord. Het is de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp van de zin. De persoonsvorm hoort bij het onderwerp van de zin, en past zich ook aan het onderwerp aan. Als het onderwerp bijvoorbeeld een enkelvoud is, zoals hij, dan is de persoonsvorm dat ook: hij loopt.
Elke tekst gaat ergens over, dat is het onderwerp. Het onderwerp bestaat uit in één of een paar woorden. Als je een tekst gaat schrijven of lezen dan begin je altijd met het bedenken van het onderwerp.
Natuurlijk komen niet al die zinsdelen samen in één zin voor. Wel heeft vrijwel elke zin (behalve een elliptische zin) een onderwerp en een gezegde. 'Ik slaap' bestaat uit een onderwerp (ik) en een gezegde (slaap).
Het onderwerp (o) van een zin hangt samen met de persoonsvorm. Een zin geeft weer wat er met het onderwerp aan de hand is, wat het onderwerp overkomt of doet. In een zin (zonder bijzinnen) zit altijd maar één onderwerp.
Het onderwerp is het zinsdeel dat de zelfstandigheid aanduidt waarover het gezegde iets uitdrukt, bijvoorbeeld wie of wat de handeling verricht. Het onderwerp van de zin bepaalt ook de persoon (eerste, tweede, derde) en het getal (enkelvoud of meervoud) van de persoonsvorm.
aangelegenheid, affaire, gegeven, geval, issue, item, materie, onderwerp, probleem, punt, stof, thema, toestand, topic, vraag, vraagpunt, vraagstuk, zaak. inhoud (zn) : bedoeling, betekenis, boodschap, kerngedachte, leerstof, materie, onderwerp, portee, significatie, stof, strekking, teneur, thema, zin.
Wat is het schema voor het ontleden van zinnen? Redekundig ontleden gaat altijd volgens een vaste volgorde. De volgorde ziet er zo uit: persoonsvorm – gezegde – onderwerp – lijdend voorwerp – meewerkend voorwerp – bijwoordelijke bepaling.
Gebruik van er
Dit kan zijn als verwijswoord of als onderwerp. Eigenlijk betekent 'er' hetzelfde als 'daar'. Het is eigenlijk een verzwakte vorm van dit woord. Wanneer 'er' als plaatsaanduiding wordt gebruikt, verwijst het naar een plaats waarvan je weet over welke plaats het gaat.
Als je op zoek bent naar de hoofdgedachte van een tekst, zoek je naar de belangrijkste informatie die de schrijver over het onderwerp geeft. Als je dat in één of twee zinnen navertelt, heb je de hoofdgedachte te pakken!
' Andere zinnen zonder onderwerp of zonder werkwoorden heten onvolledige of elliptische zinnen. Wanneer gaat Frits op vakantie? Volgende week. Hoe ga jij naar je werk?
Als bij twee onderwerpen het eigenlijke onderwerp vooraan staat, noem je het tweede herhaald onderwerp.
In een hoofdzin staat de persoonsvorm helemaal vooraan of direct na het eerste zinsdeel. In een bijzin staat de persoonsvorm niet vooraan, maar juist achteraan (helemaal achteraan of als een van de laatste woorden).
Een onderwerp kan bestaan uit één woord maar ook uit meerdere woorden. Kijk bijvoorbeeld naar de onderwerpen in de volgende zinnen: Ik heb een appel gekocht.
De 7 tekstdoelen
Nou: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren.
Een zin met één persoonsvorm noem je een enkelvoudige zin. Samengestelde zinnen kunnen bestaan uit meerdere hoofdzinnen of een combinatie van hoofdzinnen en bijzinnen. Een samengestelde zin met alleen hoofdzinnen wordt ook een nevengeschikte zin genoemd.
Zoek eerst het gezegde en het onderwerp. Zet wie of wat voor het gezegde en het onderwerp en maak er zo een vraag van.Als er een antwoord op je vraag is dan is dat het lijdend voorwerp.
Waarom eigenlijk? Als je weet hoe een zin is opgebouwd, dan kan je de betekenis makkelijker achterhalen. Ook is de spelling van sommige woorden afhankelijk van hun plaats in de zin. Is het voor je eigen taal al handig om te weten hoe een zin in elkaar steekt, als je een andere taal moet leren, is dat helemaal handig.
Wat is ontleden? Ontleden is het benoemen van de elementen van een zin. Dat kan gaan om de losse woorden of om de zinsdelen. Er zijn twee manieren om een zin te ontleden: redekundig en taalkundig.