' In de zin 'Lola eet een appel' is 'eet' de persoonsvorm. Het antwoord op 'wie of wat + persoonsvorm?' is 'Lola', waardoor dit het onderwerp is. Als je kind de persoonsvorm en het onderwerp gevonden heeft, gaat hij op zoek naar het gezegde.
Onderwerp en gezegde
Als je een zin gaat ontleden, zoek je eerst het onderwerp en de persoonsvorm. Als de persoonsvorm het enige werkwoord in de zin is, is dit ook het gezegde. Maar vaak staat er nog een werkwoord in de zin. Dit vormt dan samen met de persoonsvorm het gezegde.
Het onderwerp is het zelfstandig naamwoord dat de actie uitvoert, en het predikaat is het werkwoord dat de actie of staat van zijn weergeeft . Een object wordt gevonden in de predikaatzin en wijzigt het onderwerp. Objecten komen in drie vormen: direct, indirect en object van een voorzetsel.
Wat is het onderwerp van een zin? Het onderwerp van de zin drukt ofwel uit wie of wat iets doet of overkomt, ofwel wie of wat iets is. De rest van de zin zegt iets over het onderwerp. In de zin 'Dat boek is dik' bijvoorbeeld is dat boek het onderwerp: dat boek is iets, namelijk 'dik'.
Een voorbeeld van een spreekwoord is: "na regen komt zonneschijn". Een voorbeeld van een gezegde is: "een nieuwsgierig aagje". Zoals je wel kunt opmaken uit deze voorbeelden, zie je dat de uitdrukkingen niet letterlijk bedoeld zijn. Je moet ze daarom ook niet op die manier opvatten.
Een onderwerp drukt uit wie of wat iets doet of overkomt of geeft aan wie of wat iets is. Het onderwerp in een zin heeft altijd een directe link met de persoonsvorm. In de zin 'Piet loopt over straat' is 'Piet' het onderwerp.Piet is namelijk degene die loopt.
een bekende wijze uitspraak die vaak een andere betekenis heeft dan de eenvoudige betekenissen van de woorden die erin voorkomen: Zoals het gezegde luidt: " Tel je kippen niet voordat ze zijn uitgebroed." Synoniemen. gezegde.
Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. Het kan zijn dat er maar één werkwoord in de zin staat (de persoonsvorm). In die zinnen is de persoonsvorm ook gelijk het gezegde. Als er meer werkwoorden in een zin staan, bestaat het gezegde uit de persoonsvorm met de andere werkwoorden.
Om het onderwerp te vinden lees je eerst de titel; vaak vertelt de titel grotendeels al waar de tekst over gaat.Daarna bekijk je de tussenkopjes, plaatjes en vetgedrukte stukjes in de tekst. Samen geeft dit al een globaal beeld over het onderwerp van de tekst.
"Wat is je naam? Mijn naam is John." "Mijn naam" is het onderwerp, "is" is het koppelwerkwoord en "John" is het complement (een subject complement en predikaat nominatief).
Identificeren van het gezegde: Om het gezegde van een zin te vinden, kun je de vraag "Wat gebeurt er?" stellen. Het antwoord op die vraag zal het gezegde zijn. In sommige gevallen, vooral bij zinnen met een lijdend voorwerp, kun je ook vragen "Wat doet het onderwerp?" om het gezegde te vinden.
Het onderwerp van een complete zin is over wie of wat de zin gaat, en het gezegde vertelt over dat onderwerp . De hond rende. De hond is het onderwerp van de zin, omdat de zin iets vertelt over die hond. En wat vertelt hij?
Als je kind de persoonsvorm en het onderwerp gevonden heeft, gaat hij op zoek naar het gezegde. Staat er slechts één werkwoord in een zin?Dan is dit zowel de persoonsvorm als het gezegde.
Het gezegde bestaat uit de werkwoorden in een zin. Als er maar één werkwoord in de zin staat, dan is het gezegde de persoonsvorm. Als er meer werkwoorden in de zin staan, dan is het gezegde de persoonsvorm samen met de andere werkwoorden.
Natuurlijk komen niet al die zinsdelen samen in één zin voor. Wel heeft vrijwel elke zin (behalve een elliptische zin) een onderwerp en een gezegde. 'Ik slaap' bestaat uit een onderwerp (ik) en een gezegde (slaap).
Elke zin bevat een gezegde. Er bestaan twee soorten gezegdes in de Nederlandse taal. In dit artikel lees je hoe je het werkwoordelijk gezegde identificeert. Zinsontleding kan je helpen je taalbeheersing een impuls te geven.
Het onderwerp is het brede, algemene thema of de boodschap . Het is wat sommigen het onderwerp noemen. Het hoofdidee is het "sleutelconcept" dat wordt uitgedrukt.
Voor het vinden van de hoofdgedachte moet je nagaan wat het onderwerp van de tekst is en wat daarover verteld wordt. Meestal staat de hoofdgedachte in de inleiding of in het slot van de tekst. De hoofdgedachte is nooit een vraag. Let op, want er is wel een duidelijk verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte.
Een zinsdeel kan uit 1 woord bestaan, maar ook uit meerdere woorden. Als je de volgorde van de zin verandert, blijven die woordgroepen altijd bij elkaar.
Wat niet weet, wat niet deert. ''t Geen men niet weet, deert het herte niet, van iets geheel onbekends kan men geen smertelijke aandoening hebben' (Tuinman I, 331). Vgl.
Een zin is een groep woorden die samen in een zin werken, maar geen onderwerp of werkwoord bevatten . Vaak worden zinnen gebruikt voor beschrijvingen van mensen, dingen of gebeurtenissen. Voorbeelden: Vol vreugde sprong het meisje op en neer.
Een korte, algemene en makkelijk te onthouden zin is een gezegde. Wanneer de les eindigt vlak voordat je aan de beurt bent om een toespraak te houden, kun je het gezegde gebruiken: "Saved by the bell!" Een gezegde is in principe hetzelfde als een aforisme, een gezegde of een spreekwoord, en biedt meestal een soort wijsheid.
Het gezegde bestaat uit minstens één werkwoord, dat soms aangevuld wordt met een (voor)naamwoord of met andere werkwoorden. Er bestaan twee soorten gezegdes: het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde.
Spreekwoord, spreuk of zaag : een algemeen bekend of populair aforisme dat door langdurig gebruik of traditie geloofwaardigheid heeft verworven.