Een naamval of casus is een middel waarmee de grammaticale functie van een lidwoord, naamwoord of voornaamwoord in het grotere verband van de zin wordt aangegeven.
De vierde naamval of de accusatief gebruik je voor het lijdend voorwerp in de zin. Het lijdend voorwerp vind je door de volgende vraag te stellen: Wie/wat + gezegde + onderwerp?
Volgens het Guinness Book of Records zijn de moeilijkste talen het Tabassaran in de Kaukasus omdat deze taal maar liefst 48 naamvallen kent; de Noord-Amerikaanse indianentaal Haida, die met 70 de meeste voorvoegsels ter wereld heeft; Amale uit Papoea-Nieuw-Guinea, de taal met de meeste werkwoordsvormen: meer dan 69.000 ...
uitdrukt, dan volgt de vierde naamval. Indien het werkwoord + keuzevoorzetsel geen van deze uitdrukt, dan geldt de 7/2 regel: an, hinter, neben, in, unter, vor en zwischen krijgen de derde naamval en auf en über krijgen de vierde naamval.
naamvallen laten zien wat de rol is van woorden in de zin die mensen, dieren of dingen beschrijven en naamvallen maken duidelijk hoe (en of) deze woorden in de actie passen die het werkwoord beschrijft. Zulke rollen duiden we in de beschrijving aan met termen als 'onderwerp' en 'lijdend voorwerp'.
De eerste naamval gebruik je voor het onderwerp, de tweede naamval om een bezitsrelatie aan te duiden, de derde naamval voor het meewerkend voorwerp en de vierde naamval voor het lijdend voorwerp.
Bij een zinsontleding vraag je altijd eerst naar het onderwerp. In dit geval is dan de vraag: Wer schießt ein Tor? (Wie maakt een doelpunt?). Het antwoord daarop is: der Fußballer (de voetballer). 'Fußballer' is het onderwerp van de zin en staat dus in de nominatief.
in, auf, über, unter, an, vor, hinter, neben, zwischen zijn Duitse keuzevoorzetsels. Bij deze voorzetsels pas je de naamval aan de situatie aan: richting of plaats?
Die Wechselpräpositionen
Er is een visuele voorstelling van 'an, auf, hinter, in, neben, über, unter, vor, zwischen' met de vragen 'Whohin?'en 'Wo?'
De állermoeilijkste talen ter wereld
Er zijn echter een aantal talen in de wereld die bijna niet zijn aan te leren naast uw moedertaal. Volgens het Guinness Book of Records zijn dit de aller moeilijkste talen ter wereld: Het Tabassaran in de Kaukasus. Deze taal heeft maar liefst 48 naamvallen.
De meest gemakkelijke taal in de wereld om te leren voor beginners is Spaans. De op een na beste taal om te leren in de wereld is Italiaans, ook vanwege de eenvoudige grammatica.
Laten we eerst eens kijken naar zelfstandige naamwoorden in het Engels. Het Engels had honderden jaren geleden een echt zelfstandig naamwoordensysteem, maar tegenwoordig is het alleen nog in onze voornaamwoorden te vinden : She gives the ice cream to him. Then he gives the chocolate sprinkles to her.
Traditioneel worden voor het (historische) Nederlands vier naamvallen onderscheiden: de eerste naamval (of: nominatief) is de onderwerpsvorm; de tweede naamval (of: genitief) kan meestal m.b.v. het voorzetsel van worden omschreven (bijvoorbeeld het Wapen der Infanterie); de derde naamval (of: datief) wordt gebruikt als ...
De accusatief wordt in veel talen gebruikt voor de objecten van (sommige of alle) voorzetsels. Het wordt meestal gecombineerd met de nominatief (bijvoorbeeld in het Latijn). De Engelse term "accusatief" is afgeleid van het Latijnse accusativus, wat op zijn beurt een vertaling is van het Griekse αἰτιατική .
Een dativus word vertaalt met "aan of voor", maar omdat er in het Grieks geen ablativus bestaat, neemt de dativus deze functie ook over dus "door/met/in." Meestal gebruik je bij personen "aan of voor" en bij dingen door/met/in."
De 7/2 regel
Deze regelt stelt dat auf en über altijd de vierde naamval krijgen en de rest van de voorzetsels de derde naamval.
Wat maakt Duits moeilijk? De meeste leerlingen vinden de naamvallen het lastigste aan Duits, daarnaast hebben veel leerlingen moeite met de uitspraak. Omdat Duits net als Nederlands van een West-Germaanse taal af komt lijken de talen erg op elkaar.
Duitse voorzetsels kunnen echter bijzonder lastig zijn vanwege hun invloed op naamvalsuitgangen (nominatief, accusatief, datief en genitief).
Over het algemeen is het in de Duitse cultuur belangrijk dat iemand zich aan de regels houdt en stipt op tijd is. Deze mentaliteit kan deels verklaard worden doordat Duitsers over het algemeen liever onzekerheid vermijden.
Zakelijk gezien spreek je anderen met “Sie” aan. Een “hogere” partij kan het initiatief tot “duzen” (tutoyeren) nemen. Dit moet je serieus opvatten, want Duitsers zien het aanbieden van “du” als een echte toenadering.
Duits is een SVO (subject, verb, object) taal. Het is ook een V2 (het werkwoord op de tweede positie) taal. In bijzinnen is de basis Duitse woordvolgorde SOV (subject, object, verb) .
Nominatief = degene die het werkwoord doet Accusatief = degene aan wie het werkwoord wordt gedaan Datief = degene bij, door, met of voor wie het werkwoord wordt gedaan .
auf en über (in de betekenis 'over'): vrijwel altijd 4e naamval. alle andere voorzetsels uit deze categorie: 3e naamval.
'Der Akkusativ' is de vierde naamval in het Duits. Deze naamval wordt gebruikt voor het lijdend voorwerp . Je kan weten wat het lijdend voorwerp door de vraag “Wie/wat + gezegde + onderwerp?” te stellen. Het antwoord is dan het lijdend voorwerp!