De infinitief wordt ook wel 'het hele werkwoord' genoemd en het is in deze 'standaardvorm' dat werkwoorden in woordenboeken zijn opgenomen. De vorm van de infinitief is onbepaald wat persoon, getal, tijd en wijs betreft. De meeste infinitieven eindigen op -en, sommige op -n.
De infinitief of hele werkwoord (inf.)
Dat is hetzelfde als een heel werkwoord. Een infinitief of heel werkwoord eindigt bijna altijd op -en. Ook infinitieven staan meestal ergens achteraan in de zin.
Wat is het hele werkwoord (de infinitief)?
De hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud.Ze eindigen meestal op en en soms op n. Voor het hele werkwoord kun je bijna altijd Ik kan zetten. Ik kan fietsen.
Een compleet werkwoord omvat niet alleen het hoofdwerkwoord, maar ook alle hulpwerkwoorden die eraan vastzitten. Bijvoorbeeld: Ik heb drie uur aan mijn huiswerk gewerkt . In deze zin bestaat het complete werkwoord uit drie werkwoorden: 'have been working. ' 'Have' en 'been' zijn beide hulpwerkwoorden voor het hoofdwerkwoord 'working.
De belangrijkste vraag die moet stellen als het gaat om werkwoorden vinden in een zin is: Wat beschrijft deze zin?Doet iemand iets?Gebeurt er iets, is er iets aan de hand?
Het hoofdwerkwoord in een zin geeft de uitgevoerde actie (of staat van zijn) van het onderwerp aan. Nadat u het onderwerp (de persoon, plaats of het ding) hebt gevonden dat de actie uitvoert, vraagt u: "Wat doet deze persoon, plaats of dit ding?" Dat is het hoofdwerkwoord.
Het werkwoord komt in zijn geheel achteraan in de zin te staan.
Een complete zin of een volledige zin is een zin met een onderwerp-werkwoordpaar, een complete gedachte, een hoofdletter aan het begin en een punt aan het einde . Zinnen kunnen onvolledig zijn als ze een van de essentiële componenten van een complete zin missen.
Een werkwoord is een woord dat beschrijft wat het onderwerp van een zin doet. Werkwoorden kunnen (fysieke of mentale) acties, gebeurtenissen en toestanden van zijn aangeven.
De infinitief wordt ook wel 'het hele werkwoord' genoemd en het is in deze 'standaardvorm' dat werkwoorden in woordenboeken zijn opgenomen. De vorm van de infinitief is onbepaald wat persoon, getal, tijd en wijs betreft. De meeste infinitieven eindigen op -en, sommige op -n.
Het woord zou staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Moeten zinnen altijd een onderwerp en een werkwoord hebben? Nee, dat is niet altijd nodig. Een aansporing, oproep of bevel heeft bijvoorbeeld geen zinsonderwerp: 'Kijk maar! ' Andere zinnen zonder onderwerp of zonder werkwoorden heten onvolledige of elliptische zinnen.
Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat als 'hulp' bij het hoofdwerkwoord van de zin staat. In tegenstelling tot een zelfstandig werkwoord kan een hulpwerkwoord nooit zelfstandig voorkomen. Het komt altijd voor in combinatie met een ander werkwoord (een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord).
Alle werkwoorden in een zin vormen dan samen het gezegde. Met dit zinsdeel wordt aangegeven dat iemand iets is, iets doet of dat er iets gebeurt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde.
Welke elementen moet een constructie hebben om een complete zin te zijn? Antwoord: Het moet een onderwerp en een gezegde hebben. Een voorbeeld van een simpele, complete zin is " She sleeps ." She is het onderwerp; sleeps is het gezegde. In dit geval is het complete gezegde het werkwoord sleeps.
Een regel is een reeks woorden die over een bepaalde vaste breedte naast elkaar geschreven, gezet of gedrukt zijn.
Werkwoorden vertellen altijd de tijd (ook wel de tijd genoemd) van de zin. De makkelijkste manier om een werkwoord in een zin te vinden is door de tijd van de zin te veranderen en het woord te vinden dat verandert .
Loop je altijd zo snel? Als het woordje /onderwerp je (of jij) in de zin voor de PV staat, schrijf je stam +t: jij loopt.Als het woordje /onderwerp je (of jij) in de zin achter de PV staat, schrijf je stam: loop jij?
b. Werkwoorden met een sterke vervoeging die archaïsch, verouderd of zeer formeel overkomt: lachen, dunken.
Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat iets of iemand doet. 'Spelen', 'lopen', 'rijden' en 'knutselen' zijn voorbeelden van werkwoorden. 'Twijfelen', 'hebben' en 'beheersen' zijn ook werkwoorden, maar geven minder duidelijk een activiteit aan.