Grijpreflex. Raak je de handpalm van je pasgeborene aan, dan sluit hij reflexmatig direct zijn vuistje om je vinger. Dit is een erg stevige greep, je zou hem er zelfs aan op kunnen tillen! Ook bij de voeten treedt deze grijpreflex op.
Grijpreflex. Als je een vinger in de handpalm van je baby legt, zal hij deze onmiddellijk stevig beetpakken. Dit is de grijpreflex van je baby. De greep van je baby is zo sterk, dat hij zijn hele gewicht kan dragen wanneer hij zich met beide handjes ergens aan vastgrijpt.
De zoek- en zuigreflex
Aai met je vinger of een tepel over een van zijn wangetjes en je zult zien dat je baby zijn hoofd die kant op draait (zoekreflex). Ook doet hij zijn mond automatisch open, sluit hij zijn lippen om wat hij tegenkomt en begint hij stevig te zuigen (zuigreflex).
De apgar-score: met de Apgar-score kijkt je verloskundige direct na de bevalling naar de ademhaling van je baby, de reflexen (bijvoorbeeld reacties op licht en geluid), spierspanning, de huidskleur en de hartslag. Voor alle punten die hierbij worden getest krijgt je baby punten, wat tot de Apgar-score leidt.
De reflexen die het hoofd, de hals en nek betreffen gaan via de hersenstam. Voorbeelden hiervan zijn: speekselreflex, pupilreflex, slikreflex, lidslagreflex, niesreflex enzovoort.
De glabellareflex treedt op wanneer iemand bij het krijgen van tikjes tussen de wenkbrauwen synchroon met de tikjes gaat knipperen met de ogen. Bij gezonde volwassenen kan deze reflex wel een tijdje optreden, maar dooft deze na enkele tikjes uit.
De eerste reflexen
Als je met een tepel, speen of vinger langs de wang strijkt, hapt je baby toe en gaat zuigen; de grijpreflex. Bij aanraking sluit de hand van je baby en houdt vast (de voet aan dezelfde kant doet mee); de schrikreflex of Moro reactie.
Deze reflex verdwijnt weer twee tot vier maanden na de geboorte. Als de baby schrikt, spreidt hij zijn vingers, armen en benen.
Een helpende hand
Aanpakken is namelijk een stuk makkelijker. Geef je baby speeltjes aan: houd een speeltje vlak voor hem, boven zijn borst, en laat hem het rustig van je aanpakken. Houd het bij één speeltje tegelijk, daar heeft hij al alle concentratie voor nodig.
Pincetgreep. Een baby krijgt steeds meer interesse voor detail. Op 9 à 12 maanden kunnen de meeste kinderen met de toppen van duim- en wijs- en/of middenvinger een klein voorwerp zoals een kruimeltje of een rozijn oprapen. Dit noemen we de pincetgreep.
De drie bekendste reflexen zijn: De zuigreflex: als je met een tepel, speen of vinger langs de wang strijkt, hapt je baby toe en gaat zuigen. De grijpreflex: als je de hand van je baby aanraakt, dan sluit deze direct om je vinger en houdt deze vast. Het voetje aan dezelfde kant maakt ook een grijpbeweging.
Bij het MORO reflex, openen de armen, benen en handjes zich om vervolgens weer om zich heen te sluiten. Met als doel zich 'vast te klampen'. Deze maaiende armpjes zorgen ervoor dat je kindje zichzelf wakker slaat.
Voldoende fysiek contact tussen ouder en baby is cruciaal voor de ontwikkeling van het kind. Zo zijn kinderen die voldoende aangeraakt worden later veel beter bestand tegen bijvoorbeeld stress. Maar vaak zijn het vooral moeders die veel contact hebben met hun baby.
De overgangsreflexen van je baby
De meeste reflexen verdwijnen rond de leeftijd van 3 tot 4 maanden. De grijpreflex van de voetzool verdwijnt bij 9 maanden wanneer je kleine begint met lopen. Ook gaan andere reflexen een belangrijkere rol spelen, de overgangsreflexen.
Een baby die in de wakkere tijd teveel indrukken (prikkels) heeft opgedaan, heeft vaak ook wat meer moeite om in slaap te vallen. Een overprikkelde baby wordt, soms al huilend, steeds drukker in zijn bewegingen en draait zijn hoofdje weg van licht, speelgoed en/of mensen.
De Moro-reflex treedt op wanneer de baby blootgesteld wordt aan een plotselinge verandering: (fel) licht, (hard) geluid, temperatuursverandering (in bad doen) of wanneer zijn evenwichtsorgaan wordt gestimuleerd door de stand van het hoofd te veranderen. Nekspieren, armen en beenspieren spannen aan.
Functie van de Moro-reflex:
De Moro-reflex zet het vecht/vlucht mechanisme in werking door het sympatisch zenuwstelsel te activeren. Stressstoffen als adrenaline en cortisol worden aangemaakt met als doel: het alertheidsnivo verhogen om te kunnen overleven!
Samenvatting. - De pathologische voetzoolreflex (omhooggaan van de grote teen; teken van Babinski) berust op een stoornis van het piramidebaansysteem: door ontremming van reflexen wordt de grote teen opgenomen in de reflectoire buigsynergie van het been (teenextensoren zijn in fysiologisch opzicht buigspieren).
Een pathologische (afwijkende) voetzoolreflex wordt een 'reflex volgens Babinski' genoemd, vernoemd naar de Pools-Franse neuroloog Joseph Babinski. Daarbij gaan de tenen, in het bijzonder de grote teen, naar boven (in hyperextensie).
De snuffel- of zoekreflex Verschijnsel waarbij de baby ritmisch heen en weer zoekende bewegingen maakt als hij honger heeft.
Bij de babinski reflex is er sprake van extensie van de grote teen, spreiden van de tenen en flexie van de knie (triple respons).
Er wordt onderscheid gemaakt tussen spinale reflexen, autonome reflexen en primitieve reflexen.
De kniepeesreflex is een spierrekkingsreflex bij de mens waarbij de bovenste dijbeenspier samentrekt. Deze reflex verloopt via de zenuwwortels L3-L4 en de nervus femoralis.