De rhesusfactorHebt u geen antistoffen, dan is er geen gevaar voor de baby. Bent u rhesus-negatief en uw kind is rhesus-positief dan krijgt u bij 30 weken een injectie (prik) om te voorkomen dat u tijdens de laatste weken van de zwangerschap nog antistoffen maakt.
Als uw bloedgroep Rhesus D negatief of Rhesus C negatief is, kan uw lichaam antistoffen gaan aanmaken tegen het bloed van uw kindje. Tijdens de zwangerschap kan bloed van het kind in het bloed van de moeder komen. Bij de geboorte is de kans dat dit gebeurt zelfs vrij groot.
Resusantagonisme is een aandoening waarbij de rode bloedcellen van de baby afgebroken worden door de antistoffen (afweerstoffen) van de moeder. De aandoening kan alleen ontstaan bij moeders die resus-D-negatief zijn en die zwanger zijn van een kind dat resus-D-positief is.
Als twee ouders rhesus-positief zijn betekent dat dat zij als genotype DD of Dd hebben. Als beide ouders het DD- genotype hebben, of een ouder DD en de ander Dd is het kind dus zeker rhesuspositief. Maar ouders kunnen ook allebei het genotype Dd hebben, zij hebben dan weer 25% kans op een rhesusnegatief kind.
De rhesusfactor (Rh) is een eiwit dat op de oppervlakte van de rode bloedcellen kan zitten en daarmee je bloedgroep bepaalt. Als de rhesusfactor op je rode bloedcellen zit, ben je rhesus positief.Dit is het geval bij 85% van de mensen.Als de factor ontbreekt, ben je rhesus negatief.
Zo'n 15% van de Nederlandse vrouwen is rhesus-D negatief en zo'n 18% is rhesus-c negatief. Dit wordt bepaald door middel van een bloedtest in het eerste trimester van de zwangerschap. Als hieruit rhesus negatief komt, volgt er nog een bloedtest in week 27 om de rhesusfactor van je baby te bepalen.
Hoe meer antistoffen er zijn, hoe meer antistoffen in het bloed van het kind terecht kunnen komen en hoe meer het bloed van het kind wordt afgebroken. Het kind krijgt dan bloedarmoede, dit heet resusziekte. Vaak gebeurt dit al voor het kind is geboren. Ook na de geboorte kan de afbraak van rode bloedcellen doorgaan.
Bloedgroep O zou het meest actieve immuunsysteem hebben, bloedgroep AB het meest immuun tolerante. Bloedgroep O zouden vooral vleeseters zijn, bloedgroep A beter graaneters en vegetariërs, bloedgroep B zou als enige ook melk kunnen verdragen en AB zou een gemengde maar complex voedingspatroon moeten hebben.
In Nederland hebben de meeste mensen bloedgroep O-positief. 38,2% van de Nederlanders heeft deze bloedgroep. Wat is de zeldzaamste bloedgroep? Bloedgroep AB-negatief komt het minst voor in Nederland. 0,5% van de Nederlanders heeft deze bloedgroep.
Naast de bloedgroepen A, B, AB en O bepalen de rode bloedcellen nog een ander kenmerk van het bloed: de rhesusfactor. Ongeveer 85 procent van de mensen heeft de rhesusfactor en is rhesus-positief. Bij ongeveer 15 procent van de mensen ontbreekt de rhesusfactor, je bent dan rhesus-negatief.
Door ernstige bloedarmoede kan het zuurstoftransport van het kind in gevaar komen.Dit kan hartfalen, vocht vasthouden (hydrops) en overlijden tot gevolg hebben. Als de bloedarmoede tijdig ontdekt wordt, kan het gelukkig goed behandeld worden met bloedtransfusies terwijl het kind zich nog in de baarmoeder bevindt.
Ben je rhesus-negatief, dan heb je dd. Van beide ouders heb je dan een d gekregen. Wanneer je zelf vader of moeder wordt, geef je dus één van de twee vormen aan je kind door: Vader en moeder geven D + D door → kind is DD = rhesus-positief.
Nadat er bloed van je baby in je bloedbaan is gekomen kan je lichaam rhesusfactor antistoffen aanmaken. Via de placenta komen deze antistoffen vervolgens in de bloedbaan van je baby. Hierdoor kan je baby zijn eigen (rode) bloedcellen gaan afbreken. Dit kan leiden tot rhesusziekte.
De rhesusfactor
Hebt u geen antistoffen, dan is er geen gevaar voor de baby. Bent u rhesus-negatief en uw kind is rhesus-positief dan krijgt u bij 30 weken een injectie (prik) om te voorkomen dat u tijdens de laatste weken van de zwangerschap nog antistoffen maakt.
De resusfactor is een eiwit dat zich op de rode bloedcellen kan bevinden en daarmee een deel van de bloedgroep bepaalt. Wanneer dit eiwit aanwezig is op de rode bloedcellen ben je resuspositief. Zonder dit eiwit ben je juist resusnegatief.
Bij zwangere vrouwen wordt de Rhesus D-bloedgroep bepaald. Vrouwen met bloedgroep Rhesus D-negatief krijgen tijdens de zwangerschap extra aandacht. In Nederland is ongeveer 15% van de inwoners RhD -negatief (zij zijn zelden tegelijkertijd ook Rhc-negatief). Dit komt neer op zo'n 27.000 zwangeren per jaar.
Bloedgroep O-negatief
6,8% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep 0-negatief (O-). Deze bloedgroep is dus zeldzaam in Nederland, maar het voordeel is dat patiënten met alle bloedgroepen bloed van donors met bloedgroep 0-negatief kunnen ontvangen. Ze worden daarom ook wel universele donors genoemd.
In 31% van de gevallen kozen de muggen voor bloedgroep O. Nadien volgde AB (25%), B (19%) en A (18%). Ongeveer 7% van de gulzige muggen kozen voor verschillende “maaltijden”. De onderzoekers besluiten dat muggen een voorkeur hebben voor bloedgroep O.
Rh-null – ook wel 'gouden bloed' genoemd, is de zeldzaamste bloedgroep op aarde.
Aandringen op screening. Ook de bloedgroep maakt uit bij het risico op ernstige ziekte. 'Bloedgroep A geeft mogelijk een hoger risico, terwijl bloedgroep O juist beschermt', vertelt Van der Made.
Bloedgroep O-positief
38,2% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep 0-positief (0+). Deze bloedgroep komt het vaakst voor in ons land. Als je bloedgroep 0-positief hebt, dan kunnen patiënten met bloedgroep 0-positief, A-positief, B-positief en AB-positief jouw gedoneerde bloed ontvangen.
Je bloedgroep is erfelijk bepaald. Je wordt er mee geboren en je houdt hem de rest van je leven. Toch kan het gebeuren dat je bloedgroep verandert. Na een stamceltransplantatie krijgen patiënten namelijk de bloedgroep van de donor.
Is de vader van uw kind rhesus negatief, dan zal uw kind rhesus negatief zijn. Als uw kind rhesus positief is Als uw kind rhesus positief is kunt u antistoffen (afweerstoffen) maken tegen dit rhesus positieve bloed van uw kind. Dit kan gebeuren als bloed van het kind in uw bloed terecht komt.
Bij resuspositieve mensen is het D-antigeen aanwezig (ook wel aangegeven met een "+") en bij resusnegatieve mensen is het D-antigeen afwezig (ook wel aangegeven met een "−"). Als bij een zwangerschap de moeder resusnegatief is en het kind resuspositief, dan maakt het lichaam van de moeder daar antistoffen tegen.
A en B zijn altijd dominant ten opzichte van 0, dus als de moeder bloedgroep 0 heeft en de vader A, dan krijgt het kind ook A. Als moeder B heeft en vader A, dan krijgt het kind bloedgroep AB. 0 komt alleen voor als beide ouders dat hebben. Omdat je bloedgroep erfelijk bepaald is, geldt dat ook voor de resusfactor.