amuseren, informeren, overtuigen en overhalen/activeren.
Wat zijn tekstdoelen? Tekstdoelen geven aan wat jij als schrijver wilt bereiken met jouw tekst. De 7 tekstdoelen zijn: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren. Een tekst heeft minimaal één tekstdoel.
Het schrijfdoel is wat de schrijver wil bereiken met de tekst. Het doel van een nieuwsbericht zal zijn om de lezer te informeren over een bepaalde situatie, terwijl het doel van een reclametekst is om de lezer te activeren. De schrijver wil dan bijvoorbeeld dat de lezer een product koopt.
Activerende tekst: wil iemand beïnvloeden in zijn handelen, wil iemand aansporen tot een bepaalde actie. Voorbeelden zijn: uitnodiging, folder, advertentie ...
Wanneer de schrijver tot doel heeft je te vermaken, zal hij of zij met een grappig of spannend verhaal komen in de vorm van een boek (roman), een kortverhaal, een gedicht of een strip. Deze soorten teksten zijn vaak op één manier te begrijpen, namelijk de wijze waarop de schrijver wil dat je het verhaal leest.
Schrijven doe je in de eerste plaats om de lezer te informeren. Denk aan een folder over een nieuwe boormachine. Je bent tevreden als de doelgroep een aantal belangrijke kenmerken kent en beter nog onthoudt. Een ander doel is de lezer te overtuigen.
Een ingezonden brief (ook wel lezersbrief in sommige contexten) is een brief naar een publicatie aangaande zaken die de lezers van importantie vinden. Ingezonden brieven worden meestal verstuurd met het oogmerk gepubliceerd te worden.
Het doel van een uiteenzetting is om informatie te geven over een onderwerp. De schrijver geeft informatie aan de lezer en geeft hierbij ook uitleg. Het is ook belangrijk dat het een objectieve tekst is: de mening van de schrijver wordt niet gegeven.
Overtuigen: De schrijver wil dat de lezer zíjn mening overneemt. Activeren: De lezer moet iets gaan doen. Amuseren: Hij wil dat de lezer geniet van zijn tekst.
Elke tekst die je ooit zult lezen heeft een onderwerp. Het onderwerp moet je kunnen omschrijven in één of slechts een paar woorden. Het is waar de tekst over gaat. Als er naar het onderwerp wordt gevraagd moet je nooit antwoord geven in de vorm van een zin.
De hoofdgedachte van een tekst is de belangrijkste gedachte die de schrijver over het onderwerp heeft. Een hoofdgedachte bestaat uit één of twee zinnen. Het kunnen vinden van de hoofdgedachte van een tekst is belangrijk bij het oefenen van begrijpend lezen.
Antwoord krijgen op een korte vraag; de belangrijkste informatie weten; alles precies weten.
naamw. Uitspraak: [jyˈwel] Verbuigingen: ju|welen (meerv.) sieraad met edelsteen Voorbeeld: `Ze draagt dure juwelen. `een juweel van een...
Bij een beschouwing is het belangrijk dat je de goede en slechte kanten van het onderwerp goed belicht. Denk er goed aan dat je eigen mening niet te nadrukkelijk aanwezig is. Je mag natuurlijk wel noemen wat je zelf over het onderwerp vindt, maar dit moet de lezer niet beïnvloeden bij het maken van zijn eigen mening.
Als de tekst je ook iets wil leren, spreken we van een uiteenzetting. De eigen mening van de schrijver zal hierbij geen rol spelen. Een speciale vorm van informeren is beschouwen/opiniëren. In een beschouwing wordt een onderwerp op verschillende manieren bekeken.
Voor het schrijven van een activerende tekst begin je dus actief en overtuigend, met call-to-actions erin verwerkt. Zo maak je jouw lezers eerst enthousiast, voordat je ze vraagt om actie te ondernemen. Zelf liever geen tijd kwijt aan het schrijven van een activerende tekst?
Een tekst heeft bepaalde kenmerken: een inhoud (thema), een vorm (taalgebruik en structuur) en een bedoeling (doel). Als een leerling geïnteresseerd is in slangen en al veel over dit onderwerp weet, zal hij een tekst over slangen sneller begrijpen en kan hij vlotter een tekst over slangen schrijven.
Je wil de lezer vooral: Informeren: Je beoordeelt gegevens niet, maar verstrekt ze alleen. Uiteenzetten/ verklaren is ook een informerend schrijfdoel; je vertelt vertelt de lezer hoe het zit, hoe iets werkt.
Schrijversbedoelingen zijn meestal (maar niet altijd) gericht op de lezer. Hij wil de lezer vermaken, waarschuwen, iets leren, enzovoort. Voorbeelden van een schrijversbedoelingen die niet op de lezer zijn gericht, zijn: iets van je af schrijven, je gedachten ordenen door ze op te schrijven.