Van groot naar klein is dat: organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel.
Cellen mét celkern bevatten nog meer organellen en zijn daarom meestal veel groter dan cellen zonder kern. In de celkern, een organel (celorgaan) in het cytoplasma (celvloeistof) van een cel, ligt het DNA van een organisme opgeslagen.
Van klein naar groot is een organisme op- gebouwd uit: cellen – weefsels – organen – orgaanstelsels.
De kleinst levende bouwsteen of éénheid van een organismen is de cel. De cel leeft, vertoont dus levenskenmerken als voeden, uitscheiden, ademhalen, groeien, waarnemen, bewegen en voortplanten.
Organisme = levend wezen. Orgaanstelsel = groep van samenwerkende organen (bijv. ademhalingsstelsel, verteringsstelsel, skelet, bloedvatenstelsel, spierstelsel, zenuwstelsel) Orgaan = deel van een organisme met een of meerdere functies.
Een organel is een gespecialiseerd onderdeel van een eukaryotische cel met een bepaalde functie. Organellen zijn essentieel voor het laten verlopen van stofwisseling, het genereren van energie, het handhaven van structuur en instandhouding van het genetisch materiaal.
Van cel tot organisme
Als je inzoomt op een organisme, zie je steeds kleinere eenheden. Van groot naar klein is dat: organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel.
Cellen zijn de kleinste zelfstandig functionerende eenheden van het menselijk lichaam.
Een cel is de kleinste levensvorm die er bestaat. Alle organismen, of het nou planten, dieren, schimmels of bacteriën zijn, bestaan uit één of meerdere cellen. Een cel is de kleinste levensvorm die er bestaat. Alle organismen, of het nou planten, dieren, schimmels of bacteriën zijn, bestaan uit één of meerdere cellen.
Bacteriën - Bacteriën zijn de kleinste ééncellige micro-organismen die zichzelf geheel zelfstandig kunnen vermenigvuldigen door celdeling. Er zijn vele soorten bacteriën in verschillende groottes (0,1 – 20 μm) die in allerlei verschillende omstandigheden kunnen overleven.
We kennen de orgaanstelsels: zintuigstelsel, zenuwstelsel, hormoonstelsel, luchtwegstelsel, maag- darmstelsel, urogenitaal stelsel, voortplantingsstelsel, bewegingsapparaat, hart- en vaatstelsel, lymfestelsel.
De huid is het grootste en zwaarste orgaan: het heeft een oppervlak van twee vierkante meter, weegt ongeveer tien kilo en is toch maar een paar millimeter dik.
Dierlijke cellen hebben lysosomen. De organellen liggen in het cytoplasma. Naast organellen vind je in of aan cellen altijd een celmembraan en een cytoskelet, en soms een celwand. Omdat ze niet omsloten worden door een membraan, noemen we ze geen organellen.
Het mitochondrium is een boonvormig organel, dat aan de cel energie levert. De meeste cellen in je lichaam bevatten 500 tot 2.000 mitochondriën. Mitochondriën zijn omgeven door twee membranen.
Organellen zijn de onderdelen van de cel. Elk organel is omgeven door een membraan bestaande uit fosfolipiden. Voorbeelden van organellen die voor kunnen komen in de cel zijn; mitochondriën, Golgi-systeem en het endoplasmatisch reticulum.
In dierlijke cellen tref je de volgende organellen aan: De celmembraan, ook wel eenheidsmembraan genoemd. De celmembraan vormt de buitenzijde van de cel en houdt de onderdelen van de cel bij elkaar.
Prokaryoten zijn eencellig en klein: ongeveer 0,002 mm lang en 0,0004 tot 0,001 mm in diameter. De massa is met 10−12 g ongeveer 1000 maal kleiner dan die van een dierlijke cel.
Hiermee bedoelen we de dieren, planten, bacteriën en de schimmels. Deze term is een beetje ouderwets, maar wel heel handig als je het hebt over cellen. De cellen van de vier rijken zijn namelijk allemaal net een beetje anders, waardoor je ze zo makkelijk kunt herkennen onder je microscoop.
Er is niets bijzonders aan de manier waarop deze organen groeien. Dat betekent dat ook je neus, oren, handen en voeten niet meer groter worden als je lichaam zo tussen je 16e en 18e levensjaar ophoudt met groeien.
Wist je dit al? De huid is ons grootste orgaan en ook één van de belangrijkste van het menselijk lichaam.
De grootste spier in het menselijk lichaam is de grote bilspier (musculus gluteus maximus), Deze regelt de beweging van onze benen. Met een grootte van slechts 0,3 millimeter is een spiertje in ons middenoor (musculus stapedius) het kleinst.
Zou je onze organen, ons huidweefsel, DNA en zenuwcellen steeds verder uit elkaar halen, dan zie je dat de mens voor 95% opgebouwd is uit slechts vier verschillende deeltjes: de atomen koolstof (C), zuurstof (O), waterstof (H) en stikstof (N).
Cellen vormen weefsel. Organen zijn opgebouwd uit verschillende weefsels. En in orgaanstelsels werken organen samen.
In het lichaam zijn vier soorten weefsels te onderscheiden: het epitheelweefsel (dekweefsel), het bindweefsel, het spierweefsel en het zenuwweefsel. Van deze vier verschillende weefseltypen bestaan vele subtypen. Alle weefsels bestaan uit cellen en matrix. De matrix bestaat uit grondsubstantie en eiwitten.