Wat zijn topische zinnen? Topische zinnen zijn zinnen die het centrale idee van een alinea samenvatten (ze worden ook wel kernzinnen genoemd) Vaak staan ze aan het begin van een alinea zodat lezers ongeveer weten wat ze in het volgende stukje tekst kunnen verwachten.
Topische vragen, ook wel W-vragen of de vijf W's genoemd in het Nederlands, zijn vragen omtrent het onderwerp van een tekst, een film, enz. zoals wie, wat, waar, waarom, wanneer? Deze worden nog aangvuld met de 'Hoe-vraag'.
De kernzin van een alinea is de zin die de hoofdgedachte van de alinea bevat. Vaak is de eerste zin van de alinea de kernzin, maar ook de tweede zin of de laatste zin van de alinea kan kernzin zijn.
De kernzin van de alinea staat meestal aan het begin: het is de eerste of tweede zin. Zo ziet de lezer meteen waar de alinea over gaat. De rest van de alinea werkt de hoofdgedachte uit de kernzin verder uit.
Normale zinnen
De opbouw van een normale zin ziet er dus zo uit: onderwerp – persoonsvorm – rest van de zin. Als in een normale zin behalve een persoonsvorm nog een andere werkwoord staat, eindigt de zin op dat werkwoord.
Een grammaticaal correcte zin is een zin die alle regels en conventies van de Engelse grammatica volgt, wat betekent dat het is samengesteld uit adequaat geordende zinnen en woorden. Hier zijn enkele voorbeelden van grammaticaal correcte zinnen. " Ze liepen naar het park.""Hij werkt bij het tankstation."
Middenstuk (kern)
Deze verschillende onderdelen worden deelonderwerpen genoemd. Door deze deelonderwerpen, kun je een tekst snel begrijpen. Deelonderwerpen bestaan uit één of meerdere alinea's. Je kunt de verschillende deelonderwerpen onderscheiden door te letten op de witregels en tussenkopjes.
Soms zijn uw trefwoorden synoniemen of soortgelijke woorden, niet het exacte trefwoord zoals gegeven in de passage en daarom kunt u proberen de betekenis ervan te begrijpen om het goed te relateren aan de juiste alinea. De nabijgelegen woorden en parafraseringsvaardigheden zullen u echter helpen de betekenis van de vraag te begrijpen.
Uitwerking van de kernzin. De kernzin werk je uit in de rest van de alinea. Een alinea wordt daardoor gemiddeld tussen de drie en tien zinnen (of vier tot twaalf regels). Uitwerkingen van een kernzin kunnen onder andere bestaan uit een voorbeeld, een nadere uitleg of toelichting.
Tussenkopjes kunnen de vorm van een vraag hebben. Het gaat dan bij voorkeur om de vraag die bij de lezers kan opkomen. Wat doe je als de jeuk erger wordt?
Een sterke onderwerpzin moet aan het begin of in de buurt van het begin van een alinea worden geplaatst. Bovendien moet deze zin zich richten op een specifiek probleem, het gebruik van directe citaten vermijden en ruimte laten voor ondersteuning en analyse in de hoofdtekst van de alinea .
topisch bijwoord (GENEESKUNDE)
Gebruik aan de buitenkant van het lichaam : De crème wordt plaatselijk aangebracht, dat wil zeggen op de huid.
Term die duidt op alles wat betrekking heeft tot een bepaald gebied van het lichaam, voornamelijk de huid, wat aangebracht is op dit gebied of wat dit gebied treft. Een topisch geneesmiddel bijvoorbeeld wordt aangebracht op een bepaald deel van de huid en is erop gericht enkel dat gebied te genezen.
W-vragen zijn vragen die beginnen met "wie", "wat", "waar", "wanneer", "waarom" of "hoe". Ze worden gebruikt om informatie te vragen en worden in verschillende contexten gebruikt, zoals journalistiek, marktonderzoek of zoekmachineoptimalisatie(SEO).
Een kernzin is één zin die de belangrijkste informatie, de kern, van de alinea samenvat. De rest van de alinea is een uitwerking van die kernzin. Kortom, een kernzin laat de lezer anticiperen op wat er komt.
Vraagtrefwoorden zijn zoekopdrachten die vragende woorden bevatten zoals wie, wat, wanneer, waar, waarom of hoe . Vraagtrefwoorden zijn meestal long-tail, low-volume en hebben een specifieke zoekintentie achter zich — of dat nu is om een snel antwoord te vinden of een diepgaand antwoord.
Technieken: Verschillende technieken worden gebruikt voor het extraheren van trefwoorden/zinnen. Deze omvatten statistische methoden op basis van frequentie of TF-IDF (Term Frequency-Inverse Document Frequency), op grafieken gebaseerde benaderingen zoals TextRank, machine learning-algoritmen, op regels gebaseerde methoden en domeinspecifieke technieken.
Of het nu een brief, artikel of e-mail is, een tekst bestaat altijd uit drie onderdelen: een inleiding, een kern en een slot. Een tekst waarin je deze drie onderdelen niet snel kunt terugvinden, is meestal niet goed. De inleiding trekt de aandacht van de lezer. De lezer wordt uitgenodigd om verder te lezen.
tweedeling is wanneer een tekst alleen maar een inleiding en kern heeft driedeling is wanneer een tekst een inleiding, kern en slot heeft.
Als je op zoek bent naar de hoofdgedachte van een tekst, zoek je naar de belangrijkste informatie die de schrijver over het onderwerp geeft. Als je dat in één of twee zinnen navertelt, heb je de hoofdgedachte te pakken!
Redekundig ontleden gaat altijd volgens een vaste volgorde. De volgorde ziet er zo uit: persoonsvorm – gezegde – onderwerp – lijdend voorwerp – meewerkend voorwerp – bijwoordelijke bepaling.
Hoe vind je een bijwoordelijke bepaling? Bij zinsontleding zoek je eerst de persoonsvorm en het onderwerp van de zin. Dan kijk je of er een lijdend voorwerp en eventueel een meewerkend voorwerp in de zin staat. De overgebleven zinsdelen zijn vaak bijwoordelijke bepalingen.