Een toetsmatrijs is een overzicht waarin aangegeven wordt hoe de opgaven, behorende bij bepaalde toetstermen, worden verdeeld over een toets. De toetsmatrijs is een blauwdruk, een uitgewerkt plan, dat een systematische constructie van een toets garandeert. Een toetsmatrijs vul je in voordat je de vragen ontwikkelt.
In een toetsmatrijs neem je de verschillende leerdoelen of eindtermen uit het toetsplan (of PTA) over. Op basis van je vakinhoudelijke deskundigheid geef je de verhouding aan tussen die leerdoelen of eindtermen. Tot slot geef je aan op welk beheersingsniveau of op welke beheersingsniveaus je deze wilt toetsen.
Door middel van toetstermen is vastgelegd wat deelnemers moeten kennen en kunnen. Een toetsterm is bepalend voor de inhoud van de opleiding en de toetsing. Dit betekent dat voor iedereen duidelijk zal moeten zijn, wat precies met een toetsterm wordt bedoeld.
Een toetsmatrijs is een overzicht waarin aangegeven wordt hoe de opgaven, behorende bij bepaalde toetstermen, worden verdeeld over een toets. De toetsmatrijs is een blauwdruk, een uitgewerkt plan, dat een systematische constructie van een toets garandeert. Een toetsmatrijs vul je in voordat je de vragen ontwikkelt.
Hieronder geven wij u een overzicht van de drie taxonomieën: Bloom, OBIT en RTTI®. Deze staan op dit moment erg in de belangstelling. Daarnaast besteden we aandacht aan het concept 'Rubrics'. Tenslotte beschrijven we kort de taxonomieën van Romiszowski, Kwakernaak, De Block en Heene, en Van Hiele.
Een kwalitatief goede toets voldoet aan criteria op het gebied van validiteit, betrouwbaarheid, specificiteit, moeilijkheid, discriminerend vermogen, transparantie, beschikbare tijd, (taal)technische kwaliteit en toetstechnische kwaliteit.
Wat is de piramide van Miller? Het piramidemodel van Miller (1990) beschrijft de ontwikkeling van een student tot en met het niveau van beroepsbekwaam. Het geeft de opbouw van de complexiteit van een competentie weer, oplopend van relatief eenvoudig tot complex (Van Berkel, Bax & Joosten-ten Brinke, 2017).
In de schoolgids staat hoeveel dagen van te voren een docent minimaal een toets moet aankondigen. Meestal geldt voor een proefwerk een minimum van vijf dagen. Op de meeste scholen houden docenten de leerresultaten van leerlingen bij in een leerlingvolgsysteem, zoals Magister.
Bij validiteit gaat het erom of een toets in overeenstemming is met de leerdoelen/toetsdoelen van een leerstofeenheid en de leeractiviteiten van de leerling en of de toets toetst wat getoetst moet worden. Bij validiteit wordt onderscheid gemaakt tussen inhoudsvaliditeit en begripsvaliditeit.
Een proefwerk, ook repetitie genoemd, is een meestal schriftelijke toets waarmee wordt beoordeeld of een leerling de leerstof beheerst. Een toets die kleiner is dan een proefwerk en die minder zwaar meetelt voor het rapport, wordt wel een schriftelijke overhoring genoemd.
Een richtlijn: Voorbeeld: Een toets van 40 minuten kan bijvoorbeeld 24 meerkeuzevragen (4 of 5 antwoordmogelijkheden) en 2 open vragen (0,25 pagina-A4) bevatten.
In totaal kan men dus maximaal 60 punten halen. De gokcorrectie is 10 (zie § 4.1). Naast deze 10 vragen dient de student (bij een kennispercentage van 50%) de helft van de resterende 50 punten te behalen voor een voldoende. De laagste voldoende (6) krijgt een student dus bij een sco- re van 10+(50% van 50)=35 punten.
In Bijlage 3 wordt informatie gegeven over het opstellen van verschillende soorten vragen die in een toets opgenomen kunnen worden. In Bijlage 4 over de normering meerkeuzevragen geven we voor het veelgebruikte format van 40 vierkeuzevragen aan hoe de normering dient te zijn.
Er zijn in Nederland geen landelijke regels die vaststellen hoeveel toetsen je mag maken per week. Wel hebben veel scholen hierover regels opgesteld in het schoolreglement de schoolgids, het examenreglement of het Programma voor Toetsing en Afsluiting. Alle docenten moeten zich aan die regels houden!
Landelijke regels over de maximale hoeveelheid huiswerk en proefwerken zijn er niet. Maar in de leerlingenstatuten, regels van de school zelf, staat er wel vaak dat er maximaal een of twee proefwerken per dag mogen worden opgegeven.
Het schoolexamen en het centrale examen tellen beide voor 50% mee. Er zijn een aantal vakken waarvoor geen centraal examen wordt afgenomen, waardoor het eindcijfer alleen bestaat uit het schoolexamencijfer: Voor sommige vakken waarvoor geen centraal eindexamen is, wordt per vak een eindcijfer gegeven.
De validiteit en betrouwbaarheid van je scriptie worden bevorderd door de afbakening in je onderzoeksvraag, opzet van je onderzoeksmethode(n), de keuze voor je respondenten, de wijze van dataverzameling en je data-analyse. Dit betekent dat je hierover al moet nadenken in je plan van aanpak of onderzoeksvoorstel.
Bij validiteit gaat het om het meten wat je beoogt te meten. Bij betrouwbaarheid daarentegen gaat het om de vraag of je onderzoeksresultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde wijze nogmaals uitvoert.
Interne validiteit
Een onderzoek is intern valide als je het onderzoek zodanig goed hebt opgezet en uitgevoerd dat je conclusies voor waar kunnen worden aangenomen. Interne validiteit wordt ook wel methodologische validiteit genoemd. Het zegt dus iets over de kwaliteit van je methode, dataverzameling en analyse.