Een stop is een verdubbeling of halvering van het licht dat op de sensor van je camera valt. De sluitertijd, het diafragma en de ISO-waarde zijn in te stellen in stapjes, oftewel stops. Eén stop omlaag staat voor een halvering van het licht.
Een stop wordt gedefinieerd als: een verdubbeling of halvering van de hoeveelheid licht die de sensor van de camera bereikt bij het maken van een foto. Als iemand zegt dat hij de belichting met één stop gaat hij verhogen, betekent dat dus dat hij de belichting verdubbelt in vergelijking met de vorige foto.
Bij het diafragma staat een stop niet gelijk aan het verdubbelen of halveren van het f-getal. Het f-getal moet je vermenigvuldigen of delen door 1.41 (wortel van 2). Bijvoorbeeld: Als je van f/11 naar f/8 gaat, vergroot je de opening met 1 stop, omdat 11 delen door 1.41 uitkomt op 8.
De belichtingsdriehoek is de samenvattende term voor de drie belangrijkste hoofdinstellingen van fotografie: de sluitertijd, het diafragma en de ISO-waarde. Deze drie instellingen bepalen de belichting van je foto en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Het diafragma bepaalt hoeveel licht er op de sensor valt. Hoe groter het getal achter f/, hoe kleiner de diafragma opening en hoe minder licht de sensor kan bereiken. De sluitertijd bepaalt hoe lang het licht op de sensor valt.
De standaard langste sluitertijd die je kunt instellen is meestal 30 seconde. Zeker wanneer je gaat werken met filters in de gouden uurtjes zal de sluitertijd oplopen tot boven de 30 seconde. Dit kan door je camera in te stellen op de Bulb stand.
Een groot diafragma (open lens) wordt aangegeven met een laag of klein f-getal. Een klein diafragma (gesloten lens) wordt aangeduid met een hoog of groot f-getal. Hoe lager het getal, hoe groter het diafragma en hoe kleiner de scherptediepte is. Er is een kleiner gebied scherp.
F staat dus voor focal length (brandpuntsafstand) en T staat voor transmission numbers. In de basis komt het er op neer dat de F-stop een theoretische waarde is terwijl de T-stop een gemeten waarde is. De T-stop is dus nauwkeuriger.
Wil je een groter gebied scherp hebben, dan moet je het diafragma dicht doen. F/8.0 of F/11 is een handig uitgangspunt waarbij (bijna) alles scherp lijkt. Knijp je diafragma niet teveel. Bij F/22 of F/29 heb je last van diffractie.
Welke sluitertijd moet je kiezen bij beweging? Voor een portretfotografie kun je je camera het beste instellen op 1/250 seconde. Personen bewegen nu eenmaal. Wil je een foto maken van een spelend kind, een sporter of een beweeglijk hier, dan kun je je sluitertijd het beste instellen op 1/1000 tot 1/1250 seconde.
Het diafragma regelt hoeveel licht er op de sensor valt, de sluitertijd hoe lang het licht op de sensor valt en de ISO hoe gevoelig de camera is voor deze hoeveelheid licht.
Voordelen van een groot diafragma
Bijvoorbeeld f/1.8, of zelfs f/1.2. Dit betekent dat het diafragma helemaal 'open' staat en er dus veel licht binnenkomt. Dat heeft als voordeel dat je daarmee ook tijdens ingewikkelde (lees: donkere) lichtomstandigheden nog heldere en lichte beelden kunt maken.
Veel objectieven fungeren het best (zijn op hun 'scherpst') bij een diafragma-opening van f/11. Check het boekje van je objectief voor de optimale waarde en doe er je voordeel mee!
ISO gaat over de lichtgevoeligheid van de sensor. Hoe gevoeliger de sensor voor is licht, hoe beter deze het licht kan 'zien', ook als er juist maar weinig licht is. De afkorting ISO komt van de organisatie die de waarden gestandaardiseerd heeft; International Organization for Standardization.
Diafragma bij landschapsfotografie
Bij landschappen wil je meestal dat zowel de voorgrond als de achtergrond scherp in beeld is. Je kiest daarom een kleiner diafragma, zoals f/11. Diafragma bij landschapsfotografie: door het kleine diafragma (f/11) is zowel de voorgrond als de bergen op de achtergrond scherp.
Op een geavanceerde systeemcamera zit er bovenop het toestel meestal een wieltje waarmee je het diafragma bepaalt. Open via het scherm de diafragma-instellingen en kies de waarde die je nodig hebt. Of kies door aan het wieltje te draaien het juiste diafragma.
Wat is een korte of lange sluitertijd? Sluitertijden langer dan 1/100e van een seconde, zoals 1/60e of 1/15e, vallen onder lange sluitertijden. Sluitertijden korter dan 1/100e van een seconde, zoals 1/500e of 1/2000e, worden korte sluitertijden genoemd. Zo'n sluitertijd is echt maar een fractie van een seconde.
Kies de juiste instellingen voor scherpe foto's
Een mogelijke oplossing is je camera instellen op sluitertijdenvoorkeuze en een sluitertijd kiezen waarvan je zeker weet dat die scherpe foto's zal opleveren. Ook kun je de ISO-waarde van je camera met een of meerdere stops verhogen.
Er is geen gouden regel die altijd werkt, maar je kunt uit gaan van de volgende startpunten: 2 rijen mensen: f/5.0. 3 rijen mensen: f/6.3. 4 rijen mensen: f/8.0.
De instellingsknop waarmee je de ISO instelt zit bij iedere camera ergens anders. Op Canon camera's zit er vaak bovenop het toestel een ISO-knop. Als je een Nikon camera hebt, stel je de ISO meestal in via het menu. Zodra je in het ISO-menu zit, gebruik je de navigeerknoppen om langs de diverse waarden te gaan.
Zoals hierboven vermeld, wordt diafragma in je camera aangegeven door een f-waarde. Dit gaat in zogeheten f-stops, waarbij het licht wat de sensor raakt per stop gehalveerd of verdubbeld wordt. Dus bijvoorbeeld: f/4 laat twee keer zoveel licht door als f/5.6, en f/8 laat weer twee keer zo weinig licht door als f/5.6.
Omdat er voldoende licht is, volstaat dan een ISO van 100 of 200. Als de zon echter ondergaat dan neemt de hoeveelheid licht snel af. Onze ogen zien dat niet zo, maar de camera des te meer. Als je dan niet op past gaan je sluitertijden rap omhoog en heb je een grote kans op een foto die bewogen is.
Het diafragma in de camera is verantwoordelijk voor de hoeveelheid licht die binnenkomt en op de sensor valt. Hoe wijder deze doorgang is, hoe meer licht er binnenkomt.
Het diafragma regelt de hoeveelheid licht die de camera ziet. Aanvullend bepaalt de sluitertijd hoe lang dat licht op de beeldsensor schijnt. Lichtgevoeligheid ten slotte is de mate waarin de camerasensor gevoelig is voor licht. Ze hangen dus alle drie met elkaar samen.
Probeer een minimale sluitertijd van 1/100 seconde te hanteren als je uit de hand fotografeert. Fotografeer je met een lange zoomlens, dan zal je een snellere sluitertijd nodig hebben om bewegingsonscherpte tegen te gaan. Ook zorg je altijd voor een zo laag mogelijke ISO-waarde.