Een steekproef is een selectie uit een populatie. Als je niet integraal kunt controleren, maar je noodgedwongen moet beperken tot een steekproef, kan je proberen zo veel mogelijk elementen van die populatie te onderzoeken.
Steekproefcontrole is een efficiënte manier om een populatie (jaarrekeningpost, transactiestroom, aangifte) die geen materiële fout bevat goed te keuren. Althans, als je je beperkt tot objectieve, reproduceerbare en valideerbare methoden.
Er zijn twee soorten steekproeven: de selecte en de aselecte steekproef. Een aselecte steekproef is gebaseerd op random sampling. Iedereen uit de populatie heeft evenveel kans om in de steekproef opgenomen te worden. Aselecte steekproeven worden vaak gebruikt bij kwantitatief onderzoek.
Een steekproef is een selectie uit een totale groep of populatie. In een kwantitatief onderzoek gebruik je een steekproef om data te verzamelen over een populatie, zonder de hele populatie te hoeven onderzoeken.
Je kunt slechts een deel van de populatie ondervragen. Dit deel van de populatie, de groep mensen die je enquête uiteindelijk invult, vormt je steekproef. Onderzoeken met behulp van een steekproef bespaart tijd en geld en geeft een betrouwbaar resultaat indien de steekproef representatief is en groot genoeg.
Je deelt de populatiegrootte door de steekproefgrootte (N / n = k) en selecteert bijvoorbeeld elke ke persoon. Als de populatie 1000 mensen telt, en je wilt een steekproef van 100, dan selecteer je dus elke tiende persoon uit het bestand.
Doorgaans gebruik je geen steekproef als je kwalitatief onderzoek verricht. Ook gebruik je nooit een steekproef als je onderzoekspopulatie zo klein is dat je simpelweg alle personen die hiertoe behoren kunt ondervragen. Dit is mede afhankelijk van je onderzoeksmethode.
Een steekproef is de specifieke subgroep die je daadwerkelijk onderzoekt en waarvoor je data verzamelt. De steekproef is altijd kleiner dan de populatie zelf, omdat je maar een deel van de populatie onderzoekt. Bij wetenschappelijk onderzoek bestaat een populatie niet altijd uit mensen.
'Steekproefomvang' is een term uit marktonderzoek die wordt gebruikt om het aantal personen te definiëren dat is opgenomen om onderzoek uit te voeren. Onderzoekers kiezen hun steekproef op basis van demografische gegevens, zoals leeftijd, geslacht of fysieke locatie. Voorbeelden kunnen vaag of specifiek zijn.
De steekproefgrootte is van belang als je een statistisch verschil wil aantonen. Bij een te kleine steekproef zijn er geen verschillen te vinden, bij een te grote is alles statistisch significant verschillend. Je moet een optimum vinden.
Een betrouwbaarheidsniveau van 95% is gangbaar, en betekent dat je in 95 van de 100 gevallen goed zit met de uitkomst, maar dus ook in 5 van de 100 gevallen fout. LET OP: Een hoger percentage qua betrouwbaarheidsniveau, zorgt ervoor dat de steekproefomvang groter moet zijn. Standaard kies je voor: 95 (ofwel 95%).
Bij een eenvoudige aselecte steekproef (simple random sampling) wordt een willekeurige selectie gemaakt uit de hele populatie, waarbij elke eenheid een gelijke kans heeft om geselecteerd te worden. Dit is de meest gebruikelijke manier om een willekeurige steekproef te trekken.
Hoeveel interviews zijn er nodig om een goed beeld te krijgen? Bij kwalitatief marktonderzoek zijn steekproeven van 12, 15 of 20 respondenten gebruikelijk. Grotere steekproeven zijn een uitzondering. Die kleine steekproeven wekken meestal verbazing.
- Volledigheid: alle transacties en gebeurtenissen zijn vastgelegd in de jaarrekening - Juistheid: alle transacties en gebeurtenissen zijn op de juiste wijze vastgelegd. Per post: bestaan of waardering. - Waardering: alle transacties en gebeurtenissen zijn voor de juiste bedragen verantwoord in de jaarrekening.
WAT IS EEN STEEKPROEFEENHEID? Een steekproefeenheid is het specifieke element van een bepaalde categorie ruimten, en de ruimten zelf. Een steekproefeenheid vertegenwoordigt een aantal bijbehorende elementen.
Een steekproef is het gedeelte van de populatie dat je gaat onderzoeken. De steekproef speelt een rol bij onderzoek waarbij men niet de gehele populatie kunt ondervragen. In plaats daarvan besluit je slechts een gedeelte van de populatie te ondervragen. Deze groep noemen we de steekproef.
Een vuistregel die je kunt gebruiken is dat bij continue data de steekproef minstens 30 tot 40 moet zijn.Bij discrete data (geheeltallig) moet de steekproefomvang minstens 100 zijn, waarbij er minimaal 5 defecten moeten zijn.
Een steekproefkader (sampling frame) is een lijst van elk lid van de populatie. Het is belangrijk dat het steekproefkader zo volledig mogelijk is, zodat je steekproef een nauwkeurige afspiegeling vormt van je populatie.
Theoretische steekproef: een term die vaak gebruikt wordt binnen de geaarde theorie. Deze term verwijst naar een doelgerichte steekproef die gekozen is op basis van theoretische overwegingen.
Je steekproef is het effectief aantal antwoorden dat je zal ontvangen. Je populatie is dan 320; tenzij deze 320 al een selectie zijn van een grotere populatie. Als die 320 medewerkers je volledige populatie vormen, dan heb je bij betrouwbaarheid 95% en foutenmarge 5% een steekproef nodig van 175 respondenten.
Een te kleine steekproef representeert of vertegenwoordigt de populatie niet goed, waardoor er een mogelijkheid ontstaat dat de betrouwbaarheid van het onderzoek niet genoeg toereikend is.
Bij steekproeven gebruiken we n – 1 in de formule, omdat het gebruik van n een vertekende schatting zou geven, waarbij de spreiding wordt onderschat. De steekproefvariantie is normaal gesproken lager dan de werkelijke populatievariantie.
De RDW controleert met steekproeven of de APK keuring goed wordt uitgevoerd door de garage. De steekproef moet binnen 90 minuten na de keuring worden uitgevoerd door de RDW.
Gepaarde steekproeven zijn afhankelijk van elkaar. Voorbeeld: Paired samples t-test Je meet de lengte van dezelfde personen in 2015 en 2018. Deze waarden zijn afhankelijk van elkaar (omdat je dezelfde persoon meet), en daarom gebruik je een paired samples t-test.
Bij validiteit gaat het om het meten wat je beoogt te meten. Bij betrouwbaarheid daarentegen gaat het om de vraag of je onderzoeksresultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde wijze nogmaals uitvoert.