De stamgroepleider activeert en zorgt dat het kind zich verantwoordelijk voelt voor het eigen leren. De stamgroepleider werkt met leer- en ontwikkelingsdoelen en begeleidt kinderen in het behalen van deze doelen. De stamgroepleider haalt de wereld in de stamgroep en gaat met de kinderen de wereld in.
Wat is stamgroepwerk
Wereldoriëntatie ofwel 'stamgroepwerk' zoals het tegenwoord vaak wordt genoemd, is in het Jenaplan het hart van het onderwijs. Andere vakken zijn hieraan ondergeschikt. Je leert bijvoorbeeld lezen opdat je het in wereldoriëntatie kunt toepassen.
De meeste jenaplanscholen werken met stamgroepen. In een stamgroep zitten kinderen uit twee of drie verschillende leerjaren bij elkaar, bijvoorbeeld groep 3, 4 en 5. Jenaplanscholen kiezen hier vaak voor, omdat zij in het onderwijs willen uitgaan van de verschillen in ontwikkeling.
Jenaplanonderwijs is voor elk kind geschikt. Het is vooral belangrijk dat ouders zich kunnen vinden in de visie van jenaplanonderwijs. Ouders die veel waarde hechten aan methodes en een leerstofgebonden curriculum zijn waarschijnlijk niet zo enthousiast over jenaplanonderwijs.
Bij jenaplan staat het kind centraal, niet de leerstof. In het jenaplanonderwijs zitten kinderen van verschillende leeftijden en niveaus in stamgroepen bij elkaar. Het uitgangspunt is dat kinderen heel verschillend zijn, en dus ook veel van elkaar kunnen leren.
Er is weinig onderzoek naar gedaan of kinderen op jenaplanscholen echt minder goed zijn in taal en rekenen dan op 'gewone' scholen en of ze juist beter scoren op burgerschap.
Er is geen verschil in niveau of prestaties in vergelijking met andere scholen in het basisonderwijs. Kinderen van montessorischolen kunnen het programma in het voortgezet onderwijs goed aan. Ze vallen op door hun positieve werkhouding, hun mondigheid en zelfstandigheid.
Een verschil tussen het Daltononderwijs en Montessorionderwijs is dat een Daltonschool vaak iets specifieker is in hoe de opdracht moet worden uitgevoerd in vergelijking met een Montessorischool. De belangrijkste ankerpunten in het Daltononderwijs zijn samenwerken, zelfstandigheid en vrijheid in gebondenheid.
Het uitgangspunt van het montessorionderwijs is dat een kind een natuurlijke en noodzakelijke drang tot zelfontwikkeling heeft. De pedagogisch medewerker of leerkracht volgt deze ontwikkeling en speelt hierop in door de juiste omgeving en materialen aan te bieden.
Agora-onderwijs is een leercommunity waar men elkaar ontmoet, waar zelfkennis groeit en waar eigen kracht, passie en ongekende mogelijkheden worden ontdekt. Dat gebeurt aan de hand van challenges (leer-/studievragen) met een zelfgekozen reisdoel.
Op een daltonschool leren leerlingen zelfstandig en binnen een bepaalde tijd taken afronden. Daarnaast leren zij op tijd hulp inschakelen als dit nodig is. Op die manier wordt hun probleemoplossend vermogen en zelfstandigheid gestimuleerd.
Verschil met regulier onderwijs
Op een Jenaplanschool worden net zo goed vakken gegeven zoals rekenen, schrijven, lezen en taal. We verschillen echter van een reguliere basisschool doordat bij ons een aantal dingen anders gaan. Uitgangspunt is dat we SAMENLEVEN en daar zijn samen leren en samen werken onderdelen van.
De vrijeschool is een onderwijsconcept dat is gebaseerd op persoonsvorming. Met het woord 'vrij' wordt bedoeld dat een leerling zich in vrijheid op elk vlak van zijn persoonlijkheid moet kunnen ontwikkelen. Daarom zijn er naast de gewone leervakken ook standaard veel creatieve- en doevakken.
Freinet kwam tot de opvatting dat informatie in een zinvol verband aangeboden moet worden. Het leren gebeurt in een omgeving die het kind herkent en daardoor als de zijne beleeft. Leren is een werkwoord en daarom geven we de leerlingen de ruimte om te onderzoeken, te ontdekken, te experimenteren en te ontwerpen.
Een Freinetschool is een methodeschool. In een methodeschool hechten we belang aan de totale ontwikkeling van het kind. De nadruk ligt niet alleen op kennis vergaren maar ook op sociaal-emotionele vaardigheden. Ervaringen en belevingen van de kinderen zijn het uitgangspunt voor het onderwijs.
OGO staat voor OntwikkelingsGericht Onderwijs. Kinderen ontwikkelen zich pas optimaal als ze goed in hun vel zitten, zelfvertrouwen hebben en nieuwsgierig zijn. Als leerkracht moet je uitdagende en afwisselende activiteiten aanbieden. EGO is ErvaringsGericht Onderwijs.
Montessorionderwijs is voor elk kind geschikt. Het montessori-onderwijs besteedt veel aandacht aan de individuele begeleiding van leerlingen: elk kind krijgt de begeleiding die het nodig heeft. Een montessorischool probeert uit elk kind het beste te halen. Op een montessorischool heeft de leerkracht een specifieke rol.
Adaptief onderwijs gaat uit van de verschillen tussen kinderen en stemt het onderwijs af op de behoefte van de leerlingen. De visie erachter is dat kinderen beter leren als de leerstof op de interesses van de leerlingen is afgestemd. Adaptief onderwijs wil afwisseling in de lessen en meer aandacht voor samenwerken.
In een montessoriklas (onderbouw, middenbouw of bovenbouw) zitten twee of drie leeftijdsgroepen leerlingen door elkaar. Volgens Maria Montessori is dit essentieel voor een harmonische ontwikkeling. Ook in een gezin is een kind omringd met oudere en jongere kinderen.
De vrijwillige ouderbijdrage is € 1054 per jaar voor vier- t/m twaalf-jarigen. Voor peuters en driejarigen geldt deze vrijwillige ouderbijdrage niet. Van de ouderbijdrage worden de snacks en lunch betaald en alle niet door de overheid gesubsidieerde activiteiten en materialen.
Maria Montessori ontdekte dat kinderen zich op een natuurlijke manier ontwikkelen. Dat gebeurt in hun eigen ritme en eigen tempo. Door kinderen te stimuleren op allerlei vlakken, daagt het Montessorionderwijs ze uit om zich verder te ontplooien.
Het laagste niveau is praktijkonderwijs. Dit is bedoeld voor kinderen met een IQ onder de 80. Er staat voor dit onderwijs niet een bepaald aantal jaren. Je kan dit onderwijs volgen tot je achttiende jaar.
Een leraar in het primair onderwijs (po) verdient tussen € 3.500 en € 7.190 per maand. Dat is inclusief onder andere vakantiegeld en een eindejaarsuitkering. Het primair onderwijs bestaat uit het (speciaal) basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs.
In het kort: Met een vwo-advies kan je zowel naar het atheneum als het gymnasium. Het niveau is op het atheneum en gymnasium gelijk. Het enige verschil is dat je op het gymnasium ook de vakken Latijn, Grieks en klassieke culturele vorming krijgt. Ook krijg je een gelijke diploma als je na klas 6 geslaagd bent.