Een redengevend verband is een zins- of alineaverband dat een reden tussen zinnen of alinea's aanduidt. Signaalwoorden die zo'n verband kunnen aanduiden zijn: daarom, want, omdat. Voorbeeld: "Voor het proefwerk geschiedenis had ik een slecht cijfer, omdat ik er te weinig voor geleerd had."
Reden, verklaring, argument
Signaalwoorden: omdat, want, namelijk, daarom, aangezien, op grond van, immers, om die reden. Voorbeeld: om die reden is hij mijn minst favoriete docent.
Het oorzakelijk verband lijkt op het redengevend verband. Het verschil is dat je bij een reden zelf een besluit neemt om iets wel of niet te doen. Bij een oorzaak gebeurt iets buiten jouw wil. Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij.
Signaalwoorden zijn woorden die een bepaalde samenhang aanduiden, zoals want, omdat, maar, bijvoorbeeld, dus en tot slot.
Een redengevend verband is een zins- of alineaverband dat een reden tussen zinnen of alinea's aanduidt. Signaalwoorden die zo'n verband kunnen aanduiden zijn: daarom, want, omdat. Voorbeeld: "Voor het proefwerk geschiedenis had ik een slecht cijfer, omdat ik er te weinig voor geleerd had."
Signaalwoorden die zo'n verband kunnen aanduiden zijn: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds ... anderzijds (aan de ene kant ... aan de andere kant), (daar staat) tegenover, hoewel, toch, ofschoon, ondanks. Voorbeeld: "Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor."
Tekstverbanden kan je herkennen aan de signaalwoorden. Signaalwoorden geven de verbanden tussen zinnen en alinea's aan. Daarom is het verstandig om de signaalwoorden met hun bijbehorende tekstverband te leren, zodat je ze gemakkelijker herkent in de tekst.
Signaalwoorden geven het verband aan tussen 2 zinnen of alinea's. Ze vertellen je bijvoorbeeld wanneer er een opsomming komt, een conclusie of een tegenstelling. Maar ze kunnen dus ook aangeven dat er een oorzaak of een gevolg volgt.
Tekstverbanden: Dit zorgt voor een logisch verloop in een tekst. Dit komt mede door het gebruik van signaalwoorden. Signaalwoorden: Hiermee kun je verbanden leggen tussen zinnen en woorden in zinnen.
De tweede soort zijn signaalwoorden voor argumenten die losstaan van andere argumenten (een soort van opsomming van argumenten). Voorbeelden daarvan zijn ten eerste, overigens en trouwens.
eerst, vervolgens, dan, daarna, later, voorafgaand, toen, terwijl, voordat, nadat, zodra, vroeger. volgorde in tijd Eerst woonde hij hier alleen en nu is zijn vrouw hier ook komen wonen. door, waardoor, daardoor, doordat, zodat, te danken aan, te wijten aan, als gevolg van, had als gevolg, wegens.
Het is al laat (uitspraak), dus moet Jippe naar bed (conclusie). In dit voorbeeld weet je dankzij het signaalwoord dus dat er een conclusie komt. Omdat het al laat is, is de conclusie dat Jippe naar bed moet. De uitspraak en de conclusie wordt binnen één zin genoemd.
Met signaalwoorden en verbindingswoorden uit deze categorie geef je aan dat eerst iets wordt gesteld, en dat daarna het tegengestelde wordt beweerd. Voorbeelden van woorden die je kunt gebruiken, zijn “maar”, “echter”, “toch”, “daarentegen”, “hoewel”, “terwijl”, “desondanks” en “in tegenstelling tot”.
Een signaalwoord is een woord of woordgroep waarmee je een verband aangeeft tussen verschillende zinnen of alinea's. Met signaalwoorden kun je duidelijk maken dat er sprake is van een tegenstelling, een chronologisch verband of een oorzaak en gevolg.
In dit voorbeeld weet je dankzij het signaalwoord daardoor dat er een oorzaak en een gevolg in deze zinnen staat. In dit voorbeeld wordt de oorzaak in de eerste zin gegeven en in de tweede zin wordt het gevolg verteld. Oorzaak en gevolg wordt binnen meerdere zinnen genoemd.
Let dus bij het lezen op signaalwoorden om de tekst beter te begrijpen, en gebruik bij het schrijven signaalwoorden om je tekst beter leesbaar en duidelijker te maken. Opsomming: ten eerste, en, eveneens, zowel ... als, tevens, daarbij, vervolgens, bovendien, verder, ook, een andere, daarnaast, ten slotte, tot slot.
Signaalwoorden zijn bijvoorbeeld want, omdat, maar, zoals, dus en tot slot. Met deze woorden geef je een signaal aan je lezer, bijvoorbeeld: 'Let op, er komt nu een nieuw onderwerp', of een argument, een gevolg, een vergelijking of een voorbeeld.
Signaalwoorden die oorzaak en gevolg aanduiden zijn: want, doordat, daardoor, waardoor, dat komt door, dat heeft alles te maken, door, op grond van, ten gevolge van, als gevolg van.
want, omdat, dat blijkt uit, hierom, aangezien, reden/verklaring vanwege, wegens, namelijk, immers, daarom. enerzijds/anderzijds, niettemin, toch, echter, maar, tegenstelling daarentegen, toch, integendeel, in plaats van, in tegenstelling tot, wel.
Die ordening is niet toevallig of op lengte, maar alinea's maak je op inhoud: stukjes tekst die bij elkaar horen. Maar je snapt dat de alinea's ook bij elkaar horen, de manier waarop ze samenhangen noemen we alineaverband; de ene alinea hoort bij de andere omdat ze een bepaalde verhouding hebben met elkaar.