Een proefje is een eenvoudig experiment met alledaagse materialen waarbij een fenomeen uit de natuurkunde, scheikunde of biologie wordt onderzocht.
Verven met waterverf, een glas ranja maken, jouw scheutje koffiemelk in de koffie, yoghurt met vla als toetje. Dat niet alle vloeistoffen zich laten vermengen, komt dan ook best als een verrassing. Dat is iets wat dit supersimpele proefje duidelijk maakt.
Met proefjes doen hoeft een kind niet meteen alles te begrijpen. Het ziet wat er tijdens een proefje gebeurd, je kunt samen een verklaring bedenken en zeker het proefje nog een keer doen om nog eens te ervaren hoe en waarom iets gebeurd.
Als je je vinger met afwasmiddel in het water houdt, dan gaan die zeepmoleculen tussen de watermoleculen zitten. Ze verbreken daarmee de oppervlaktespanning in het midden van het bord. Aan de rand van het bord is er eerst nog wel oppervlaktespanning. Hierdoor wordt het water met de peper en al naar de rand getrokken.
Afwasmiddel bestaat uit bijzondere deeltjes, die deels van water houden, en deels juist water afstoten. Op het moment dat je afwasmiddel aan het water toevoegt, kruipen de afwasmiddeldeeltjes tussen de watermoleculen in, en verbreken daarmee het vliesje.
Wanneer een voorwerp statisch geladen is kan het andere voorwerpen aantrekken, net als een magneet. De peper wordt door de ballon aangetrokken en het zout niet. De zoutkorreltjes zijn namelijk te zwaar. Als het zout heel erg fijn is, wordt het ook aangetrokken door de ballon.
Water is ongeveer 1 kg per liter. Een liter olie is lichter dan een liter water, maar een liter stroop is zwaarder. Je kunt ook zeggen dat olie een kleinere dichtheid heeft dan water en stroop een grotere dichtheid. En daarom blijft de olie op het water drijven en zakt de stroop erdoorheen.
Als het voorwerp zwaarder is dan het water dat aan de kant geduwd wordt, zal het voorwerp zinken. Als de dichtheid van een voorwerp kleiner is dan die van de omringende stof, zal dit voorwerp drijven. Kurk heeft een dichtheid van 0,25 g/cm³. Dit is veel kleiner dan de dichtheid van water met 1,0 g/cm³.
Zo ga je te werk
Giet het waterstofperoxide in de fles. Giet het afwasmiddel ook in de fles. Voeg voedingskleurstof toe – bijvoorbeeld blauw en rood, zodat het op echte tandpasta lijkt. Doe ten slotte de opgeloste gist bij de andere ingrediënten in de fles.
Je prestatie wordt door een vakkundige jury beoordeeld. Voor de F-proeven geldt: 210 punten is een winstpunt, bij 230 punten krijg je twee winstpunten. Voor de VA-proeven geldt: 180 punten is een winstpunt, bij 210 punten behaal je er twee.
Vanaf de F3 zijn er 2 promotiepunten nodig om door te stromen (je rijdt iedere proef dus minimaal 2x). In de week voor de proeven oefen je in de les vaak een paar keer het rijden van een proefje. Zo weet je een beetje wat er komen gaat.
2. Waarom is zwemmen in buitenwater gevaarlijk? Buitenwater kan onveilig zijn door stroming, scheepvaart, glasscherven en andere rommel op de bodem, slecht zicht onder water of kuilen in de bodem. Daarnaast kan het water verontreinigd zijn met chemische stoffen, bijvoorbeeld olie.
Zo zullen er vormen worden gemaakt die in zout water wel drijven en in zoet water niet. Of iets blijft drijven of zinkt in water hangt af van hoe zwaar het is, maar ook van hoe zwaar het water is. Als iets lichter is dan water dan drijft het, als iets zwaarder is dan water zinkt het.
Als je een paperclip in het water laat vallen, wordt dit laagje gebroken en zinkt-ie naar de bodem. Maar door hem eerst rustig op iets zachts te liggen, blijven de moleculen aan elkaar vastzitten. Zo blijft de paperclip drijven!
Een voorwerp drijft in een vloeistof als de dichtheid van de vloeistof groter is dan de dichtheid van het voorwerp. Als de dichtheid van het voorwerp groter is dan die van de vloeistof, dan zal het voorwerp zinken. Als de dichtheden precies gelijk zijn, zal het voorwerp zweven.
Om het zand en zout mengsel van elkaar te scheiden moet je bij het zand en zout water toevoegen en dit mengsel vervolgens filtreren. Bij het filtreren houd je als destillaat zout en water over.
Men kan dit scheiden door filtratie of sedimenteren, zoals het bezinken van zand in grondwater. Bij filtreren vindt een scheiding plaats met behulp van een poreus filtermedium, waarbij de vaste stofdeeltjes (sediment / zand) worden tegengehouden en hierbij een filterkoek vormt.
Voeg ethanol toe aan het mengsel van zout en suiker.
Hoe groter de hoeveelheid zout en suiker, hoe meer ethanol je moet gebruiken. Er moet genoeg alcohol in zitten om de suiker op te lossen zonder dat het oververzadigd raakt.
In warm water gaat alles sneller dan in koud water. In ijs staan de waterdeeltjes helemaal stil, dan kan je onmogelijk afwassen. Bij 100 graden Celsius gaan de waterdeeltjes zo snel dat ze uit je afwasteiltje verdwijnen en waterdamp worden, dan kan je ook niet afwassen, je zou je handen verbranden.
Als de temperatuur stijgt, kan er in water meer worden opgelost. Afwasmiddel versnelt dit proces, omdat het vet in kleine bolletjes opbreekt. Bovendien wordt door het warme water ook het vuil zelf warmer. Vooral voor vet, het meest gevreesde afwasvuil, is dat belangrijk: warm vet wordt stroperig en vloeibaar.