onbepaald zelfstandig naamwoord o (grammatica) een zelfstandig naamwoord dat niet naar een specifieke zaak verwijst. In de zin "De jongen heeft een fiets." is fiets een onbepaald zelfstandig naamwoord en verwijst niet naar een specifieke fiets. Het woord fiets wordt dan voorafgegaan door een onbepaald lidwoord.
Een onbepaald voornaamwoord wordt gebruikt om iets niet-concreets aan te duiden, dus verwijst niet naar specifieke personen of dingen. De onbepaalde voornaamwoorden die in onze taal regelmatig voorkomen zijn: iets, niets, alles, iedereen, iemand, niemand, andere(n), elk(e) en ieder(e).
In de Nederlandse taal komen de volgende onbepaalde voornaamwoorden het meeste voor: 'alle', 'alles', andere(n), elk(e), 'ieder', 'iedereen', 'iemand', 'iets', 'niemand', 'niets', 'sommige(n)' en 'vele(n)'.
Een onbepaald voornaamwoord is een voornaamwoord dat verwijst naar iets vaags. Dat kan zowel een persoon of een ding zijn. Voorbeelden van onbepaalde voornaamwoorden zijn 'iets', 'iemand' 'alles', 'men' en 'iedereen'. Het woord 'wat' is alleen een onbepaald voornaamwoord als je 'wat' in de zin kan vervangen door iets.
Het onbepaald voornaamwoord elk krijgt de vorm elk als het bij een het-woord staat: elk huis, elk meisje, elk hoofdstuk. Bij een de-woord is elke de correcte vorm: elke woning, elke jongen, elke alinea. In combinatie met het de-woord mens kan de -e wegvallen. In elke / elk mens zit een verhaal.
Een onbepaald voornaamwoord wordt gebruikt om iets niet-concreets aan te duiden, dus verwijst niet naar specifieke personen of dingen. De onbepaalde voornaamwoorden die in onze taal regelmatig voorkomen zijn: iets, niets, alles, iedereen, iemand, niemand, andere(n), elk(e) en ieder(e), ...
Als onbepaald voornaamwoord ('niet één ding, geen enkele zaak') en als bijwoord van ontkenning ('helemaal niet') is zowel niets als niks correct. Niks is over het algemeen informeler dan niets.
Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Een is het onbepaald lidwoord: het duidt iets aan wat nog niet nader bekend is op het ogenblik dat er het eerst over wordt gesproken.
onbepaald voornaamwoord (indefiniet pronomen): iemand, niemand, iets, niets, alle, iedereen. wederkerend voornaamwoord (reflexief pronomen): me, je, u, zich, ons, zichzelf, jezelf.
Het rijtje ik, jij, hij, zij
Dat zijn de persoonlijke voornaamwoorden die het onderwerp van de zin zijn. Daarom worden ze ook wel de onderwerpsvorm genoemd. De bekendste van dit rijtje zijn 'ik', 'jij', 'hij' en 'zij'.
Wanneer er geen exact aantal bekend is, is er sprake van een onbepaald hoofdtelwoord. Je kind weet dus niet precies om hoeveel het gaat. 'enkele', 'enige', 'meer' en 'weinig' zijn voorbeelden van onbepaalde hoofdtelwoorden.
Telwoorden zijn woorden die het aantal of (rang)nummer van iets aangeven. Er zijn twee soorten telwoorden: hoofdtelwoorden en rangtelwoorden. Beide soorten komen in bepaalde en in onbepaalde vorm voor.
onbepaald rangtelwoord o
Als je niet weet hoeveel items er zijn, kan het onbepaald rangtelwoord laatste de vierde zijn, of een andere, want dat is onbepaald.
Een zelfstandig naamwoord is een woordsoort dat een mens, dier, ding, (eigen)naam, gebeurtenis, plaats of abstracte zaak zoals gevoelens aanduidt. Voorbeelden van zelfstandig naamwoorden zijn: man,, kat, tafel, Amsterdam, moederdag, hemel of liefde.
Bepaalde hoofdtelwoorden doen dat absoluut: één, beide, vijf achtste, enz. Onbepaalde hoofdtelwoorden zijn relatief: veel, meer, meest, weinig, minder, minst, zoveel, hoeveel, alle, sommige, meerdere, enz.
Toelichting. Zichzelf en uzelf zijn de versterkte vormen van de wederkerende voornaamwoorden zich en u. Beide vormen kunnen worden gecombineerd met het persoonlijk voornaamwoord u.
We gebruiken het bezittelijk voornaamwoord haar om naar vrouwelijke woorden te verwijzen (de regering en haar standpunt) en het bezittelijk voornaamwoord zijn om naar mannelijke en onzijdige woorden te verwijzen (de koning en zijn besluit, het comité en zijn rapport).
Hij is de onderwerpsvorm van de derde persoon enkelvoud. Die wordt gebruikt als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult. Hem is de voorwerpsvorm.
Lidwoordenð¥
Lidwoorden zijn woorden die voor een zelfstandig naamwoord staan. In de Nederlandse taal zijn er drie lidwoorden: 'De', 'het' en 'een'. 'De' en 'het' zijn bepaalde lidwoorden en 'een' is het onbepaald lidwoord.
Er zijn drie lidwoorden: de, het, een. Deze lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: de tafel, het eten, een bank. De en het zijn bepaalde lidwoorden.
De of het. het nederlands heeft twee bepaalde lidwoorden: de voor mannelijke en vrouwelijke woorden en het voor onzijdige woorden.
onbepaald zelfstandig naamwoord o
(grammatica) een zelfstandig naamwoord dat niet naar een specifieke zaak verwijst. In de zin "De jongen heeft een fiets." is fiets een onbepaald zelfstandig naamwoord en verwijst niet naar een specifieke fiets. Het woord fiets wordt dan voorafgegaan door een onbepaald lidwoord.
Onbepaalde voornaamwoorden zijn onder andere: iets, niets, iemand, niemand, alles, men, wat elk, ieder(een).
Voornaamwoorden zijn woorden zoals “ik”, “zij” en “hij” die op eenzelfde manier worden gebruikt als zelfstandig naamwoorden. Ze worden ingezet om te verwijzen naar een zelfstandig naamwoord dat al genoemd is of om naar jezelf of andere personen te verwijzen.
Mijn is een bezittelijk voornaamwoord. Mijn kan worden vervangen door een ander bezittelijk voornaamwoord, bijvoorbeeld door zijn. Waar liggen mijn sleutels? (zoals in: Waar liggen zijn sleutels?) Dat is mijn boek.