Nozem is een Nederlands woord dat werd geïntroduceerd in 1955. Hiermee werd een destijds nieuw type jongeling aangeduid: zelfbewust en vaak agressief, gekleed in spijkerbroek en leren jack en uitgedost met vetkuif, onverschillig hangend op zijn bromfiets voor de snackbar.
Het woord betekent zoiets als "opstandige jongere" of 'probleemjongere". De nozems waren een van de eerste voorbeelden van wat we nu zien als jongerencultuur. Deze jongeren uit de arbeidersklasse stonden bekend om hun leren jacks, spijkerbroeken en brommers, en hielden er een andere moraal op na dan oudere generaties.
De meeste taalkundigen vermoeden dat 'nozem' uit het Bargoens en/of Jiddisch komt. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal vermeldt dat het woord ontleend kan zijn aan 'nootsum', wat staat voor 'groentje'. In 1935 gebruikte schrijver Willem van Iependaal dit woord in zijn boek Polletje Piekhaar.
Nozems luisterden vaak Rock & Roll en hingen rond, waarbij ze zich gedroegen als vandalen. Hierdoor ontstond er in de samenleving een negatieve sfeer rondom hen.
Nozems hadden veel vrije tijd en in de vrije tijd luisterden ze veel muziek. Muziek was voor de nozems erg belangrijk. Ze luisterden veelal naar rock (een muziekstroming die toen in opkomst was). Hun grootste idolen waren onder andere Marlen Brando en James Dean.
De Artistiekelingen of Pleiners waren een jeugd/subcultuur van jongeren die in de jaren 50 bestond. Het waren voornamelijk kunstzinnig en Filosofie/filosofisch ingestelde jongeren die naar jazzmuziek luisterden, zich donker kleedden en belangstelling hadden voor de Franse cultuur (voornamelijk Franse literatuur).
Ze hebben lange haren en baarden en zijn gekleed in felgekleurde kleding. Vooral t-shirts, spijkerbroeken (die eruit zien als vodden), kralenkettingen, bloemen en andere versierselen horen bij hen.. Ze wijzen de industriële welvaartsmaatschappij, die veel gebruikt maakt van technologie af.
Jongeren mochten hun verdiende geld zelf nu besteden. Ze kochten platen met hun favoriete muziek, kleding, sigaretten en een brommer. Jongeren gingen er ook anders uitzien dan de ouderen. Ze droegen andere kleren: de jongens leren jacks en spijkerbroeken, de meisjes wijde petticoats onder hun rokken.
De leefwijze van de hippie was gericht op vrijheid, spontaniteit, creativiteit en plezier. De vrijheid omvatte ook seksuele vrijheid, waarbij seksuele taboes (bijvoorbeeld op openbare naaktheid) werden doorbroken en de vrije liefde (ook buiten vaste relaties om) werd bedreven.
Kikkers, hippies en soulkikkers verschijnen in de jaren '60. In de jaren '70 komen daar de metalheads, disco's, rasta's, punkers, skinheads en hiphoppers bij. Uit deze verschillende jeugdculturen verschijnen, als vertakkingen, weer allerlei jeugdsubculturen.
Naast de nozems, waren er ook de provo's. Deze naam is afgeleid van provoceren. Deze jeugdcultuur ontstond doordat de jongeren teleurgesteld waren in het klassieke socialisme. De provo's bemoeiden zich luidruchtig met de binnen- en buitenlandse politiek.
Hippies verzetten zich ook tegen liefdeloosheid, oorlog, discriminatie en geweld. Het verlangen van de hippies naar een andere samenleving uitte zich doorgaans niet in een confrontatie met anderen, noch in politieke actie met het doel om de hele maatschappij te veranderen.
Hippies waren gek op de natuur en aten het liefst onbespoten. Vaak verbouwden ze hun groenten zelf. Het milieubewuste van de hippies is nog zoiets wat anno 2012 nog bést wat meer doorgevoerd kan worden.
De mensen die in de flowerpower-subcultuur zaten werden ook wel hippies genoemd. Ze leefden vaak in communes, rookten wiet, dronken thee en luisterden naar psychedelische muziek. Ze protesteerden tegen de oorlog, honger en armoede op de wereld.
Hippies hielden van psychedelische rock, een combinatie van rock, blues, country en western, volk en reaggae. Deze meeste muziek was eenvoudig en emotioneel. De muzikanten leefde hun muziek die, net als drugs, bedoeld was om het bewustzijn te 'vergeten'.
Populaire bewegingen in die tijd waren
Artistiekelingen; Zwarte kleding, jazz muziek en joints. Hippies; Geen of weinig make-up, lange haren en baarden, fel en bont gekleurde kleding met peace en indiaase motieven. Sex en veel drugs. Kikkers; Langer haar met scheiding, mini-rokken en strakke kleding rijdend op puchjes.
Er werd in de jaren '60 gebroken met de traditionele waarden en normen zowel binnen het gezin als binnen de zuilen en de samenleving. Verder wilde de mensen vooral genieten. Er kwam meer vrije tijd en daardoor was er ook de mogelijkheid om meer te consumeren.
Provo werd in mei 1965 opgericht door onder meer Roel van Duijn (filosoof), Rob Stolk (drukker), Luud Schimmelpennink (uitvinder) en Hans Metz. In de zomer van 1965 sloten de provo's zich aan bij de happenings van Robert Jasper Grootveld (kunstenaar) op het Spui in Amsterdam.
Inhoudelijk stelde Provo een veelheid van, toen nieuwe, maatschappelijke vraagstukken aan de orde en bedacht daarvoor ongebruikelijke oplossingen. De provo's waren bezig met vrije liefde, ecologie en milieu, de stad als oord van emancipatie, vernieuwing van de kunst, afbraak van autoriteit, democratisering.
Provo verzette zich tegen de bestaande maatschappij. De provo's waren tegen gezag op iedere manier, en dan hadden ze met name kritiek op het gezag van de politie. Hiernaast verzetten ze zich ook tegen de verburgerlijking van de grote massa, de aantasting van het leefmilieu, het consumptiedenken, en de taboe over seks.
De Provo's protesteerden op een ludieke manier tegen de atoombom, de Vietnamoorlog, het gezag, de kerk en milieuvervuiling.
Een ander voorbeeld zijn skaters. Zij hebben een andere levensstijl dan de meeste jongeren, dus ook hen kan je zien als een subcultuur. Een subcultuur kan om verschillende redenen afwijken van de dominante cultuur, bijvoorbeeld door etniciteit, religie of, zoals met skaters, een bepaalde levensstijl/hobby.