Lom-onderwijs werd van 1952 tot 1998 gegeven op Nederlandse scholen voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden. De schoolsoort is in 1998 samen met het MLK-onderwijs opgeheven. Beide onderwijsvormen zijn samengevoegd tot een nieuwe onderwijssoort: het speciaal basisonderwijs.
In het Lom-onderwijs wordt onderwijs gegeven aan kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden. De Lom-schoolleerlingen zijn kinderen met een normale intelligentie bij wie het schoolse leren echter door bepaalde ontwikkelingsstoornissen wordt belemmerd.
Het SBO is voor leerlingen die het op een reguliere basisschool (een gewone basisschool) niet redden. Deze leerlingen hebben een lichtere problematiek dan leerlingen op een SO-school.
ZMLK-onderwijs is een onderwijsvorm gericht op zeer moeilijk lerende kinderen, kinderen met een verstandelijke handicap/beperking of ernstige leerproblemen.
Tot 1985 werd het speciaal onderwijs in Nederland 'buitengewoon lager onderwijs' (BLO) genoemd. Onder het BLO vielen vele vormen van onderwijs, bijvoorbeeld ook dat voor kermis- en schipperskinderen.
Cluster 1: blinde, slechtziende leerlingen; Cluster 2: dove, slechthorende leerlingen of met een taal-spraakontwikkelingsstoornis; Cluster 3: lichamelijk gehandicapte en/of verstandelijk gehandicapte en langdurig zieke leerlingen (somatisch); Cluster 4: kinderen met psychische stoornissen en gedragsproblemen.
Het speciaal basisonderwijs (SBO) is bedoeld voor leerlingen die het niet redden op de gewone basisschool. Leerlingen die leerproblemen en|of gedragsproblemen hebben. Kinderen kunnen meerdere hulpvragen tegelijk hebben. Kinderen die het te moeilijk vinden om het op de gewone school bij te benen.
Er zijn verschillende soorten speciaal (basis)onderwijs. Er zijn bijvoorbeeld scholen die speciaal onderwijs (SO) bieden aan leerlingen die zeer moeilijk leren, deze leerlingen hebben vaak een IQ onder de 70. Er zijn ook scholen die speciaal onderwijs bieden aan kinderen met een lichamelijke of meervoudige beperking.
Bij een intelligentietest behalen zeer makkelijk lerende kinderen een IQ-score hoger dan 130. Meestal bezoeken zij de reguliere basisschool.
Kenmerken van de leerling
Een ernstige stoornis in de intellectuele ontwikkeling (IQ: 20-34) met bijbehorend zeer beperkt gedragsrepertoire en bijkomende medische-, of gedragsproblematiek. 3. Een matig tot licht verstandelijke beperking (IQ 35-69) in combinatie met een lichamelijke handicap (zie criteria ZML/LG).
Speciaal basisonderwijs (SBO)
Het speciaal basisonderwijs is voor kinderen die het niet redden op een gewone school. Het gaat vaak om kinderen met leerproblemen of gedragsproblemen, zoals ADHD, dyslexie, autisme of kinderen die moeite hebben met leren.
Voordat de school uw kind toelaat, moet de school bij het samenwerkingsverband een toelaatbaarheidsverklaring aanvragen. Dit is een bewijs dat uw kind recht geeft op een plek in het speciaal onderwijs. Deskundigen adviseren het samenwerkingsverband of uw kind (voortgezet) speciaal onderwijs nodig heeft.
De voordelen. Het belangrijkste voordeel van speciaal onderwijs is dat er extra aandacht is voor je kind, of dat nu een gedragsprobleem is of een psychische stoornis. Ook zijn de klassen een stuk kleiner en laat de docent de kinderen nooit alleen. De dochter van Michel – “een frietje moeilijk” – kwam “enorm tot rust”.
In het algemeen is IQ nog steeds de beste voorspeller voor schoolsucces. Fossen vond een vrij sterke samenhang (een correlatie van . 64) tussen IQ en schooltype in het voortgezet onderwijs in een gemengde steekproef van basisschoolleerlingen en leerlingen uit het speciaal (basis)onderwijs (Fossen, 2005).
Bijzondere scholen kunnen leerlingen soms weigeren. Dat kan bijvoorbeeld als ouders de grondslag van de school niet onderschrijven. Voor aanmelding op een school voor voortgezet onderwijs moet de school zich baseren op het basisschooladvies.
Het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) is er voor vmbo-leerlingen die extra hulp nodig hebben bij het behalen van hun diploma. Een deel van de scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs (vmbo) geven deze vorm van onderwijs. De school beslist of uw kind in aanmerking komt voor lwoo.
Gemiddeld verdienen leraren in het basisonderwijs en leraren in het speciaal (basis- en voortgezet) onderwijs zo'n € 5.100 per maand. In die berekening is rekening gehouden met de schalen en tredes van alle leraren (gewogen gemiddelde) in loondienst. Dit is gemiddeld ruim anderhalf keer het modale inkomen.
Er is een groot verschil tussen Pro en VSO. Pro is een schoolsoort. VSO is een vorm van ondersteuning. Toelating tot Pro gebeurt op basis van leerniveau en basisschooladvies zoals in de andere schoolsoorten zoals VMBO, Havo en VWO.
Op een school voor sbo (speciaal basisonderwijs) leren leerlingen hetzelfde als op een reguliere school. Het sbo valt namelijk net als het reguliere basisonderwijs onder de Wet op het Primair Onderwijs (WPO). In de WPO staan kerndoelen (Art. 9 lid 5 WPO).
Elke school krijgt een vaste som geld voor het onderwijs aan een kind. Dat geldt voor gewone scholen en voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Daarnaast krijgt een school via het samenwerkingsverband een deel van het landelijk budget voor (extra) ondersteuning.
Een middelbare school mag uw kind maximaal een week schorsen. Uw kind heeft dan tijdelijk geen toegang tot de school of tot bepaalde lessen. Een school mag uw kind ook van school sturen. Schorsen en van school sturen zijn ordemaatregelen.
Het speciaal basisonderwijs (SBO) is bedoeld voor leerlingen die het niet redden op de reguliere basisschool. Het betreft leerlingen die leerproblemen en/of gedragsproblemen hebben. De kinderen kunnen meerdere hulpvragen tegelijk hebben.
Onder cluster 4 vallen scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, kinderen met psychiatrische stoornissen, stoornissen in het autistisch spectrum of ernstige gedragsproblemen en scholen die verbonden zijn aan pedologische instituten.
Niet alle ouders weten dat er een verschil is tussen speciaal onderwijs (so) en speciaal basisonderwijs (sbo). Zelfs scholen gebruiken de termen wel eens door elkaar. Scholen voor so zijn voor leerlingen met een lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke beperking.
Het (voortgezet) speciaal onderwijs biedt onderwijs aan leerlingen van 4 tot 20 jaar die specifieke ondersteuning vragen, vanwege lichamelijke, zintuiglijke, psychische of cognitieve beperkingen, of een combinatie daarvan.