Een joetje (of joet, joedje, juutje) is tien gulden.
Een meier was vroeger in de volkstaal de naam van een briefje van 100 gulden.
Waarbij een bedrag van 10 gulden (ongeveer 4 euro 50) ook wel een joet, joetje, joedje of juutje werd genoemd.
Nieuw biljet van 1000 gulden
De f 1000 Kievit is een van de vier biljetten die Jaap Drupsteen ontwierp voor DNB.
Het 100 gulden biljet Snip werd voor het eerst uitgebracht in 1977. Aan het eind van de jaren zeventig wilden de ambtenaren op het ministerie van Financiën en de Nederlandsche Bank, een nieuwe bankbiljetten serie. De serie Erflaters werd ingeruild. De nieuwe biljetten werden met de nieuwste technieken ontwikkelt.
- Joet(je) of juut(je). Van de Hebreeuwse letter jod, de tiende letter van het alfabet, die als getalswaarde 'tien' heeft. - Sjoof of soof.
Het 100 guldenbiljet met de afbeelding van de snip was een van de meest herkenbare bankbiljetten in Nederland. De snip, ook wel bekend als de watersnip, is een vogelsoort die vaak voorkomt in Nederland en was daarom een logische keuze voor het ontwerp van het biljet.
'Roodje' en 'geeltje'
Daar komen de uitdrukkingen 'een rooie rug' of 'een roodje' voor 1000 gulden en 'een geeltje' voor 25 gulden vandaan. Overigens was 200 gulden begin vorige eeuw een vermogen. Een huis kostte toen gemiddeld rond de 1000 gulden en een arbeider verdiende circa 20 gulden per week.
De 5 centen staan ook bekend als stuivers. Onder Willem 1 heeft de 5 cent een W op de voorzijde afgebeeld en wegen deze munten ca. 0.846 gram en zijn van zilver. Vanaf 1848 t/m 1887 zijn de stuivers kleiner geworden met 12,5 mm doorsnede, maar nog steeds van zilver, het gewicht van deze kleine stuiver is 0.685 gram.
De bestaande €500-bankbiljetten blijven wettig betaalmiddel, dat wil zeggen dat u ze nog steeds kunt uitgeven en sparen. Lees hierover meer op de website van de ECB.
“Vals geld – een onuitroeibaar verschijnsel dat al heel lang bestaat”, aldus het Parool in 1982. Ook het geeltje, oftewel het biljet van vijfentwintig gulden, ontkwam niet aan imitaties die “bedrieglijk echt” leken.
Bij twee waarschuwingen in één wedstrijd volgt een veldverwijdering. Want zoals iedereen weet is twee keer geel rood.
In beleidsmatige teksten komen ook de schrijfwijzen keuro, kEuro en kEUR wel voor in de betekenis 'kilo-euro', oftewel '1000 euro'.
Barki betekent 'biljet van honderd gulden; bedrag van honderd gulden'. In het Surinaams kunnen die twee woorden door iedereen gebruikt worden, maar het is wel informele taal. In Nederland zijn die woorden geleend uit het Surinaams, maar worden ze vooral door jongeren in de grote stad gebruikt.
De Jarra is een bier gebrouwen door Grupo Mahou-San Miguel uit Madrid. Deze Pils heeft een alcohol percentage van 4.0%. De bierstijl Pils komt van oorsprong uit Internationaal.
Vijf donnies bij elkaar opgeteld werd een bankoe (50 euro).
De meest zeldzame 2 euro munten 2002 hebben op moment van schrijven een waarde die oploopt tot meerdere duizenden euro's. De 2 euromunten speciaal de hierin de kroon spannen zijn de Grace Kelly en het Fort Monaco. Beiden munten zijn uitgegeven door Eurolidstaat Monaco en in een zeer beperkte oplage.
Tijdens de koloniale periode gebruikten mensen een mix van munten uit andere landen. Een populaire munt was de Britse penny, waar onze cent naar vernoemd is .
Bekende biljetten die ingevoerd werden, waren de zonnebloem (50 gulden), snip (100 gulden) en de vuurtoren (250 gulden).
Het 1.000 guldenbiljet kreeg een rode keerzijde (rug), en al gauw werd dit in de volksmond een rooie rug genoemd. Het biljet van 25 gulden, met een gele keerzijde, werd het geeltje.
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Bargoens), honderd gulden.
Een joetje (of joet, joedje, juutje) is tien gulden.
Nederlandse gulden. De gulden was vanaf de middeleeuwen tot januari 2002 een Nederlandse munteenheid en wettig betaalmiddel. Op 1 januari 2002 werd de gulden vervangen door de euro, sindsdien de munteenheid van de Economische en Monetaire Unie.
Een stuiver is een voormalig Nederlands muntstuk met een waarde van 1/20 gulden. Deze waardeverhouding bestaat sinds de invoering van de carolusgulden en de stuiver door Keizer Karel V in 1521.