Als je een grote lensopening nodig hebt, kies je voor een getal vanaf ongeveer 5.6. Voor een foto waarin alles scherp moet zijn, gebruik je een hoog getal vanaf ongeveer 11. Onthoud dus goed: hoe groter de lensopening, ofwel hoe groter het diafragma, hoe kleiner het getal.
Een klein diafragma (gesloten lens) wordt aangeduid met een hoog of groot f-getal. Hoe lager het getal, hoe groter het diafragma en hoe kleiner de scherptediepte is. Er is een kleiner gebied scherp. Hoe groter de opening, des te meer licht er op de sensor valt.
Voordelen van een groot diafragma
Bijvoorbeeld f/1.8, of zelfs f/1.2. Dit betekent dat het diafragma helemaal 'open' staat en er dus veel licht binnenkomt. Dat heeft als voordeel dat je daarmee ook tijdens ingewikkelde (lees: donkere) lichtomstandigheden nog heldere en lichte beelden kunt maken.
Op een geavanceerde systeemcamera zit er bovenop het toestel meestal een wieltje waarmee je het diafragma bepaalt. Open via het scherm de diafragma-instellingen en kies de waarde die je nodig hebt. Of kies door aan het wieltje te draaien het juiste diafragma.
Bij portretten is het altijd mooi een grote diafragma-opening te gebruiken. Dit betekent dat je een zo laag mogelijk f-getal hanteert, bijvoorbeeld iets tussen f/2.8 en f-5.6.
De grootte van de diafragmaopening bepaalt hoeveel licht er op de sensor valt. Wanneer je 's nachts foto's maakt, kies je het liefst voor een groot diafragma omdat er weinig licht is. Ik fotografeer 's avonds liever vanaf een statief. Ik kies voor een lage ISO en een diafragma van ongeveer F/11.
Voor een portretfotografie kun je je camera het beste instellen op 1/250 seconde. Personen bewegen nu eenmaal. Wil je een foto maken van een spelend kind, een sporter of een beweeglijk hier, dan kun je je sluitertijd het beste instellen op 1/1000 tot 1/1250 seconde.
De onderlinge verhouding tussen sluitertijd en diafragma. Hoe groter het diafragma (dus, hoe kleiner diafragmagetal), hoe meer licht er door de lens komt. Hoe sneller de sluitertijd hoe korter er licht op de sensor valt. In die twee zinnen is eigenlijk de onderlinge verhouding tussen sluitertijd en diafragma al genoemd ...
Het diafragma bepaalt hoeveel licht er op de sensor valt. Hoe groter het getal achter f/, hoe kleiner de diafragma opening en hoe minder licht de sensor kan bereiken. De sluitertijd bepaalt hoe lang het licht op de sensor valt.
Een klein diafragma geeft meer scherptediepte: alle badeendjes zijn scherp, net als de achtergrond. Een groot diafragma zorgt voor weinig scherptediepte. Een klein diafragma zorgt voor veel scherptediepte.
Omdat er voldoende licht is, volstaat dan een ISO van 100 of 200. Als de zon echter ondergaat dan neemt de hoeveelheid licht snel af. Onze ogen zien dat niet zo, maar de camera des te meer. Als je dan niet op past gaan je sluitertijden rap omhoog en heb je een grote kans op een foto die bewogen is.
Aangezien het meestal de bedoeling is om het landschap volledig scherp weer te geven, heb je voldoende scherptediepte nodig. Stel daarom de camera in op de diafragma voorkeuze stand (A(v)) met een diafragma tussen f/11 tot f/14.
De vuistregel is simpel: hoe kleiner het diafragma (ofwel, hoe hoger het f-getal), des te groter de scherptediepte. Zo geeft f/16 je bijvoorbeeld een grotere scherptediepte dan f/4. Dit komt omdat via een kleiner diafragma een kleinere lichtbundel de sensor kan bereiken vanaf een willekeurig punt op het onderwerp.
Grootste diafragma staat op de lens, vaak staat er bijv. f/3.5-5.6. Dat betekent grootst diafragma is f/3.5 (als je niet inzoomt) en als je wel inzoomt is grootste diafragma f/5.6. Wel kan je altijd een kleiner diafragma kiezen, dus je kan bijvoorbeeld ook f/11 kiezen.
Als je dicht op je onderwerp staat, bijvoorbeeld op minder dan 1 meter afstand, dan ontstaat er weinig scherptediepte in je beeld. Neem je wat meer afstand, dan zul je ook meer scherptediepte in je foto terugzien.
Houd de knop om diafragma aan te passen tijdens het draaien van de instelschijf ingedrukt (naar links voor grotere diafragma's/lagere f-waarden en naar rechts voor kleinere diafragma's/hogere f-waarden) om het diafragma aan te passen.
Wanneer je op een zonnige dag buiten fotografeert, heb je meestal voldoende aan ISO 100 – 400. Pas wanneer er minder licht is, zoals op een bewolkte dag, bij de schemering of binnen in huis, dan heb je een hogere waarde nodig. Bijvoorbeeld ISO 800 of hoger. Realiseer je dat een hoge ISO-waarde soms gewoon nodig is.
Wat is een korte of lange sluitertijd? Sluitertijden langer dan 1/100e van een seconde, zoals 1/60e of 1/15e, vallen onder lange sluitertijden. Sluitertijden korter dan 1/100e van een seconde, zoals 1/500e of 1/2000e, worden korte sluitertijden genoemd. Zo'n sluitertijd is echt maar een fractie van een seconde.
sluitertijd = 1 / [brandpuntsafstand * cropfactor]
Op veel camera's kun je de sluitertijd instellen van zo'n 1/4000 tot 30 seconden. Het verschilt soms wat per camera.
Die vuistregels zegt dat je een sluitertijd van 1/60 kunt aanhouden bij een standaard lens van bijvoorbeeld 18-55 mm. Gaan we echter met een langere lens (70-200mm) werken dan zal je sluitertijd weer korter moeten zijn.
De standaard langste sluitertijd die je kunt instellen is meestal 30 seconde. Zeker wanneer je gaat werken met filters in de gouden uurtjes zal de sluitertijd oplopen tot boven de 30 seconde. Dit kan door je camera in te stellen op de Bulb stand.
1/60 seconde is voor een foto uit de hand dan ook prima. Wanneer je een statief gebruikt, kun je nog veel lagere sluitertijden gebruiken. Gebruik bijvoorbeeld juist een hele lange sluitertijd zodat de lucht wel beweegt, maar het landschap niet.
Probeer in ieder geval niet stiekem mensen te fotograferen. Maar benader ze met een glimlach en een praatje, dat kan ook in gebarentaal. Maak duidelijk dat u graag een foto wilt maken en pas na toestemming gaat u aan de slag. Laat ook altijd het resultaat zien, dat kan goed met uw digitale camera.
Soorten portretten
Meestal is herkenbaarheid van het gezicht het belangrijkst. Een portret waar twee personen op zijn afgebeeld wordt een dubbelportret genoemd, een met meer dan twee personen een groepsportret. Als een kunstenaar een portret van zichzelf maakt, wordt het een zelfportret genoemd.