In de periode 1861-1909 was er een geelkleurig bankbiljet van 25 gulden dat in de volksmond ook 'geeltje' werd genoemd. Deze benaming voor 25 gulden bleef na 1909 nog lang in gebruik, alhoewel er geen uiterlijk verband meer met het briefje was en er in 1982 zelfs een ander geelkleurig biljet in omloop kwam (50 gulden).
Het geeltje was een bankbiljet ter waarde van 25 gulden, wat ongeveer gelijk staat aan 11 euro. Het geld dankt zijn naam aan het feit dat een geeltje in de tijdsperiode van 1861 tot 1909 een gele kleur had. Na 1909 bleef het geeltje in omloop, maar met een nieuwe rode kleur.
Een joetje (of joet, joedje, juutje) is tien gulden.
Een geeltje was in de tijd van de gulden een bargoense uitdrukking voor een bankbiljet van 25 gulden.
Briefje van 25 gulden uit 1861 Een briefje van 25 werd in Nederland lange tijd 'een geeltje' genoemd. Deze term werd oorspronkelijk gebruikt voor een gouden munt met een variabele waarde, maar toen in 1861 een geel bankbiljet van 25 gulden werd ingevoerd, sprak men in de volksmond van 'een geeltje'.
De waarde van een 10 gulden 1968 is afhankelijk van de kwaliteit van het bankbiljet, te herkennen aan de hoeveelheid gebruikerssporen uit die periode. De verzamelwaarde van het Nederlandse 10 gulden biljet uit 1968 wordt bepaald door de kwaliteit van het biljet.
De meeste guldenbankbiljetten kunt u nog tot 1 januari 2032 inwisselen voor euro's. Dit doet u bij de Nederlandsche Bank (DNB) in Haarlem. Guldenmunten (als dubbeltjes en rijksdaalders) kunt u bij DNB niet meer omwisselen. Andere valuta kunt u alleen omwisselen in het land waar het geld vandaan komt.
Tegenwoordig ook, maar niet frequent, gebruikt voor 100 euro. In de volkstaal wordt ook 'een bankje' of een snip (naar de afbeelding op het 100-guldenbiljet) gebruikt voor ditzelfde bedrag.
De euro heeft een vaste waarde vergeleken met de gulden, 1 EUR = 2.20371 NLG. Dat is uit het hoofd een beetje meer dan dubbel de waarde van een gulden. De calculatie van valuta wisselt nog al eens.
Een dubbeltje werd in het Bargoens ook wel beisje genoemd. De term komt uit het Nederlands-Jiddisch, waarin beis verwijst naar de waarde van twee stuivers. In informele taal wordt ook wel gesproken van een duppie. De eerste dubbeltjes van het Koninkrijk der Nederlanden werden geslagen in 1818.
Betekenis-definitie rug: Bargoens: bankbiljet van duizend (gulden of euro). Ook: rooie rug of rooie.
Een piek was de benaming van een Nederlandse munt van één gulden. Op de guldenmunten werd vanaf het einde van de zeventiende eeuw de Hollandse maagd afgebeeld. Deze symbolische vrouw droeg een lans of piek, met daarop een vrijheidshoed.
Een bas knaken is vijf gulden. Ook kan met beissie een dubbele stuiver, een dubbeltje dus, bedoeld worden.
De bestaande €500-bankbiljetten blijven wettig betaalmiddel. Ze kunnen nog steeds gebruikt worden als betaal- en oppotmiddel, d.w.z. om te betalen en te sparen. Net zo kunnen banken, wisselkantoren en andere commerciële partijen de bestaande €500-biljetten in omloop blijven terugbrengen.
Barki betekent 'biljet van honderd gulden; bedrag van honderd gulden'. In het Surinaams kunnen die twee woorden door iedereen gebruikt worden, maar het is wel informele taal. In Nederland zijn die woorden geleend uit het Surinaams, maar worden ze vooral door jongeren in de grote stad gebruikt.
Meijer of Meyer is een van oorsprong Nederlandse achternaam. De naam komt van het beroep meier, dat huurder, rentmeester, opzichter of hofmeester betekent, etymologisch vergelijkbaar met het Engelse Mayor. Meijers, De Meijer, enzovoorts.
Ongevouwen biljetten zijn euro's waard
Maar voor de puntgave exemplaren wordt volgens hem al snel 200 a 250 euro betaald door verzamelaars. Deze zogenaamde 'ongecirculeerde biljetten', die dus compleet nieuw zijn, zijn zelfs populair in het buitenland, vertelt Poelman.