Voorbeelden: `De eerste persoon enkelvoud van het werkwoord 'zijn' is 'ik ben'. `, `Het enkelvoud van 'kinderen' is 'kind'.
en·kel·voud (het; o; meervoud: enkelvouden) 1(taalkunde) vorm die uitdrukt dat er sprake is van één persoon, ding enz.
Het begrip enkelvoud of singularis betekent in de taalkunde dat in een taaluiting hetzij een bepaalde zaak in één exemplaar voorkomt, hetzij het aantal niet van belang is. Enkelvoud maakt daarmee onderdeel uit van de taalkundige (sub)categorie getal.
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord (de, het, een) voor kunt zetten. Let op! Het lidwoord hoeft er niet altijd bij te staan! Moeder gaat koekjes bakken.
Er zijn trouwens ook zelfstandige naamwoorden die helemaal geen enkelvoud hebben: notulen, onkosten, paperassen, hersenen, hurken . Je kunt met zelfstandige naamwoorden samenstellingen maken: fietsventieldopje.
Een enkelvoudige zin is in de ontleding een zin die uit een hoofdzin zonder bijzinnen bestaat. Een enkelvoudige zin heeft nooit meer dan één gezegde en is het tegenovergestelde van een samengestelde zin. De man kwam de kamer binnen.
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die 'een zelfstandigheid' aanduiden: huis, boom, vrouw, hout, liefde en vakantie bijvoorbeeld. Vaak staat er de, het of een voor. Zelfstandige naamwoorden kunnen concrete zaken aanduiden, zoals mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, hout).
Stofnamen gelden in het Nederlands als 'singularia tantum' (woorden met alleen enkelvoud): goud, water, ijzer, hout, rijst.
Niemand is nooit meervoud (want er is niets) en ook geen eerste persoon (want die is er ook niet). Met het voorbeeld van Daphne is niemand dus derde persoon enkelvoud.
Enkele zijn al dood. Wanneer enige en enkele naar personen verwijzen, krijgen ze in het meervoud alleen een -n als ze zelfstandig gebruikt worden. Bijvoorbeeld: (5) In een oligarchie hebben slechts enkelen het voor het zeggen.
weekend [the ~] zelfstandig naamwoord.
Een zin met 1 persoonsvorm noemen we een enkelvoudige zin. Een zin met meer dan 1 persoonsvorm noemen we een samengestelde zin. Een samengestelde zin kan bestaan uit: hoofdzinnen of uit (een) hoofdzin(nen) en (een) bijzin(nen). In een hoofdzin staat de persoonsvorm vooraan of na het eerste zinsdeel.
' Andere zinnen zonder onderwerp of zonder werkwoorden heten onvolledige of elliptische zinnen.
Een zin met minimaal twee persoonsvormen noemen we een samengestelde zin. Een samengestelde zin kan bestaan uit een hoofdzin / meerdere hoofdzinnen en/of een bijzin / meerdere bijzinnen bijzinnen.
morgen 1 znw. m. 'ochtend', mnl. morghen m.
Voor een zelfstandig naamwoord kun je altijd een lidwoord zetten! Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die mensen, dieren of dingen benoemen. Op deze overzichtskaart lees je hoe je een zelfstandig naamwoord kunt herkennen aan het lidwoord dat ervoor staat.
Je hebt zelfstandige naamwoorden in twee soorten: concreet en abstract. Concreet wil zeggen dat het vorm en inhoud heeft: mensen, dieren, dingen. Abstract betekent dat het niet tastbaar is, zoals geloof, taal, opleiding, jeugd, organisatie, brutaliteit.