· Diverterende teksten= teksten zoals verhalen, gedichten en toneelstukken, mat als doel iemand te amuseren.
Amuserende teksten (een roman, een kort verhaal): deze teksten bevatten geen zakelijke informatie, maar vertellen een verhaal. Je leest ze voornamelijk voor je eigen plezier.
Opiniërende teksten. De schrijver geeft zijn mening over een onderwerp en onderbouwt dat met argumenten. Hij wil de lezer aan het denken zetten, de lezer is vrij om het standpunt over te nemen. Voorbeelden: columns en recensies.
Tekstdoelen geven aan wat jij als schrijver wilt bereiken met jouw tekst. De 7 tekstdoelen zijn: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren.
Opiniëren De schrijver wil de lezer aan het denken zetten, hem een eigen mening laten vormen, ook door te laten merken hoe hij er zelf over denkt. Overtuigen: De schrijver wil dat de lezer zíjn mening overneemt.
Wat zijn topische zinnen? Topische zinnen zijn zinnen die het centrale idee van een alinea samenvatten (ze worden ook wel kernzinnen genoemd) Vaak staan ze aan het begin van een alinea zodat lezers ongeveer weten wat ze in het volgende stukje tekst kunnen verwachten.
In een betoog wil je, net als tijdens een debat, anderen overtuigen om jouw standpunt in te nemen. Dit doe je door argumenten te brengen die jouw (opgelegde) mening ondersteunen. Je gaat er in een betoog vanuit dat de lezer het oneens is met jouw standpunt óf nog geen mening heeft over het onderwerp.
Feitelijke teksten proberen alleen te informeren, terwijl literaire teksten proberen de lezer te vermaken of anderszins te betrekken door creatieve taal en beeldspraak te gebruiken . Er zijn veel aspecten aan literair schrijven en veel manieren om het te analyseren, maar vier basiscategorieën zijn beschrijvend, narratief, uiteenzettend en argumenterend.
Wat zijn leesstrategieën? Leesstrategieën zijn alle handelingen die een lezer onderneemt om op een effectieve en efficiënte manier een leesdoel te bereiken. Er zijn verschillende leesdoelen, maar op school is het leesdoel vaak om de tekst te begrijpen.
Er zijn wel meer verschillende tekstsoorten. Zo zie je op scholen bij het vak Nederlands vaak informerende, activerende, betogende, beschouwende en amuserende teksten als tekstsoort terug.
afwenden; vermaken, verlustigen, den tijd korten.
Een tekstsoort met als doel om iemand te informeren of overtuigen.
Topische vragen, ook wel W-vragen of de vijf W's genoemd, zijn vragen omtrent het onderwerp van een tekst, zoals wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe? Ze kunnen worden gebruikt in de tekstanalyse en het tekstontwerp om de opbouw van een tekst te karakteriseren.
De kernzin van een alinea is de zin die de hoofdgedachte van de alinea bevat. Vaak is de eerste zin van de alinea de kernzin, maar ook de tweede zin of de laatste zin van de alinea kan kernzin zijn.
Welke schrijfstijlen zijn er? In principe zijn er vier schrijfstijlen: verhalend, beschrijvend, overtuigend en informatief.
Een prescriptieve tekst is een tekst die voorschrijft hoe iets zou moeten zijn of hoe iemand zich zou moeten gedragen. Het geeft richtlijnen, regels of aanbevelingen om te volgen. Bijvoorbeeld, een prescriptieve tekst kan een handleiding zijn die stapsgewijze instructies geeft over hoe je iets moet doen.
Tegenstelling. Signaalwoorden: maar, echter, toch, niettemin, desondanks, daarentegen, enerzijds, hoewel, ofschoon, integendeel.
Een oorzaak geeft aan waaróm iets gebeurt.Een gevolg vertelt je wat er daarna gebeurt. Als je oorzaken en gevolgen in een tekst goed herkent, leg je gemakkelijker verbanden tussen de beschreven gebeurtenissen. Bepaalde signaalwoorden laten zien dat in een tekst oorzaken en gevolgen worden besproken.
We noemen deze woorden ook wel signaalwoorden: ze geven de lezer op allerlei niveaus het signaal dat er tekstverbanden zijn. Er zijn er een heleboel van, maar een aantal veelvoorkomende zijn: maar, echter, daarentegen, hoewel, ook, vervolgens, ten eerste, ten tweede, daarbij, tenslotte, al met al en dus.