De meeste guldenbankbiljetten kunt u nog tot 1 januari 2032 inwisselen voor euro's. Dit doet u bij de Nederlandsche Bank (DNB) in Haarlem. Guldenmunten (als dubbeltjes en rijksdaalders) kunt u bij DNB niet meer omwisselen.
DNB gebruikt de officiële koers voor het omwisselen van guldenbiljetten. Die koers is: EUR 1 = NLG 2,20371. Dus 1 gulden is ongeveer 45 eurocent waard.
Bij De Nederlandsche Bank kunt u eurobankbiljetten en verzamelaarsmunten omwisselen. Bijvoorbeeld een biljet van 100 euro voor 5 biljetten van 20 euro. U leest hier meer over de mogelijkheden en voorwaarden.
Het beleid van Aldi is als volgt: Wij accepteren elk euro muntje en elk euro biljet. Ja ook 1 en 2 centen en ook de 100, 200 en 500 biljetten.
Een winkelier bepaalt zelf welke betaalmiddelen diegene accepteert. 2 voorbeelden: Een houder van een benzinepomp weigert biljetten van € 100 voor de veiligheid. Een supermarkt accepteert bepaalde munten, zoals 1 en 2 eurocenten, niet bij contante betaling omdat het geldbedrag wordt afgerond.
Ook de laatste gulden die in 2001 is geslagen is geld waard. Daarop staat een kindertekening van een leeuw. Deze munt is in een beperkte oplage geslagen en kan zo een paar gulden opleveren als hij niet beschadigd is. Ook veel beleggers zijn geïnteresseerd in de zilveren gulden vanwege de hoge zilverprijs.
Geld inwisselen bij de centrale bank
Bij de centrale bank kunt u uw oude munten en bankbiljetten nog veel langer inwisselen. Maar ook de centrale bank kan een maximum stellen aan de hoeveelheid geld die u bij per transactie kunt omwisselen. Heel oude munten en bankbiljetten kun u niet altijd meer inwisselen.
Met een waarde van bijna 3 euro is de Koeweitse dinar in nominale termen de duurste munt ter wereld; als je ten minste bitcoin en andere alternatieve valuta's niet meerekent.
Muntjes van 1 en 2 cent blijven een wettelijk betaalmiddel. Ze worden niet buiten omloop gesteld en verliezen hun waarde niet. Ze kunnen nog altijd gebruikt worden. U hoeft ze dus niet terug te brengen naar de bank.
De waarde van een 2½ gulden 1949 is afhankelijk van de kwaliteit van het bankbiljet, te herkennen aan de hoeveelheid gebruikerssporen uit die periode. De verzamelwaarde van het Nederlandse 2½ gulden biljet uit 1949 wordt bepaald door de kwaliteit van het biljet.
Een meier was in het guldentijdperk een bankbiljet ter waarde van 100 gulden (ongeveer 45 euro). Naast meier, werd het honderd guldenbiljet ook wel snip genoemd, vernoemd naar de snip die op een gegeven moment op het geld werd getoond. Maar ook 'bankje' en 'mutje' werden gebruikt.
Op een veiling van de Munten- en PostzegelOrganisatie (MPO) is een recordbedrag betaald voor een zilveren gulden uit 1867. De munt werd verkocht voor ruim honderdduizend euro. Volgens de MPO bracht een Nederlandse munt nooit eerder zoveel geld op.
Voor de gouden munt uit 1728, geslagen in Hoorn, bracht op de veiling 196.800 euro op. Volgens Heritage Auctions Europe in IJsselstein is dit het hoogste bedrag dat ooit in Nederland voor een munt is betaald. Het gaat om een buitengewoon zeldzame munt die voor de Verenigde Oost-Indische (VOC) werd geslagen.
Voor een grove indicatie van de waarde kunt u ervan uitgaan dat de zilveren rijksdaalder van Koningin Juliana uit 1959 met 10,8 gram zuiver zilver ongeveer €5 waard is, en de zilveren rijksdaalder van Koning Willem met 18 gram zuiver zilver ongeveer €9.
Waarde van een zilveren tientje
Doordat de munten uit 1970 en 1973 zwaarder zijn dan de andere munten, bevatten deze zilveren tientjes relatief meer puur zilver. Hierdoor zijn deze ook meer waard dan de zilveren tientjes uit latere jaren, namelijk ongeveer 9 euro.
In een Nederlandse winkel betalen met een biljet van honderd euro is niet of nauwelijks mogelijk. Winkeliers hebben de coupure in de ban gedaan, stelt MKB Nederland. “Negen van de tien winkels weigeren het. Ze zijn bang dat ze vals zijn”, zegt een woordvoerder van de ondernemersorganisatie.
Hun waarde verliezen de oude biljetten nooit, want je kunt ze voor onbepaalde tijd inwisselen bij nationale centrale banken.
Nu consumenten en ondernemers samen het digitale betalingsverkeer hebben omarmd, lijkt het verdwijnen van contant geld slechts een kwestie van tijd. Volgens een onderzoek van onlinebank Knab verwacht 57 procent van de Nederlanders dat je tegen 2030 bijna nergens meer contant kunt betalen.