Dobbervissen laat je toe statisch te vissen, maar ook hiermee vis je actief. Het geregeld even opliften van het aas lokt vaak een aanbeet uit bij het daarna enkele seconden stil houden. Het dobbervissen wordt het meest toegepast bij het vissen met natuurlijk aas en het vissen met levend aasvissen.
Een dobber drijft op het water en geeft de plaats aan van een voorwerp dat zich onder water bevindt en dat met een lijn aan de dobber is verbonden. Een dobber heet ook wel drijver. Het voorwerp kan een net of een anker zijn, maar meestal gaat het om een vishaak.
Tijdens het vissen gebruiken veel mensen visspullen zoals een dobber. Bij sommige hengels zijn visdobbers ook echt nodig. Zonder dobber kun je dan niet vissen. Welke visdobber je gebruikt hangt af van een aantal factoren.
Bij een schuivende dobbermontage is het echter mogelijk in iedere waterdiepte te vissen. Bij de schuivende dobbermontage glijdt de lijn vrij door de geleideringen van de dobber. De dobber wordt gestopt door een stopper die op de lijn bevestigd zit, naar de haak toe wordt de dobber als laatste gestopt door de wartel.
Wil je een perfecte uitloding aan het water dan stop je met het maken van de lijn nadat deze goed uitgelood is en voor je alles naar boven schuift.Plaats nu de uitgelode dobber in een emmer water en laat deze een nachtje staan. Neemt de dobber water op, dan zie je dat de volgende morgen meteen.
Peil eerst met een peilloodje hoe diep het water is. Dit doe je door het peilloodje aan de haak te haken. Gooi vervolgens langzaam je lijn in het water op de plek waar je wil gaan vissen. Als het peilloodje op de grond 'staat' en je dobber boven het water zichtbaar is, dan staat de dobber te diep afgesteld (1).
Qua drijfvermogen, kies een dobber van tussen de 20 en 30 gram. Zwaarder is niet nodig, de kans is groter dat de vis daar weerstand van gaat voelen en de aasvis loslaat.
De diepte van je dobber hangt af van de diepte van het water. In de meeste gevallen is het verstandig om 20 tot 30 centimeter boven de bodem te vissen. Als het een warme zomerdag is, en je de voorns vaak ziet zwemmen, is het verstandig om wat hoger in het water te vissen.
Niet te vast, want de loodjes moeten wel over de lijn kunnen schuiven. Met dat totaal van 0,6 gram lood staat de pen nog net met de bovenste rand van het drijflichaam en de gehele rode antenne boven water. Je zou dus geneigd kunnen zijn om nog 0,15 gram toe te voegen om aan die 0,75 gram te komen.
De montage is eenvoudig:
U doet de lijn een stukje door het lusje.Pak 1 stoppertje beet en het plastic ringetje.Trek de stopper over de lijn en uw stopper is gemonteerd .
Nee, helaas mag je niet overal vissen, maar wel in alle wateren die zijn opgenomen in de Lijst van Viswateren die je bij je VISpas hebt gekregen: de Gezamenlijke Lijst van Viswateren.
Vissen voelen wel degelijk pijn, op een gelijkaardige manier als zoogdieren. Een nieuwe studie van de University of Liverpool komt tot de conclusie dat de veel gehoorde uitspraak van vissers dat "vissen geen pijn voelen", niet klopt.
Zet de micro stopper op de punt van de aasnaald en duw de naald (en micro stopper) voorzichtig in de lengte door de worm. Zorg dat het bewegende deel van de worm niet tegen de haak aan zit, zodat de kronkelende worm zich niet op de haakpunt kan prikken. > Rijg de worm één tot enkele centimeters op de aasnaald.
Opties bij het kiezen van een dobber voor witvissen
Er zijn peervormige dobbers, voor wanneer je op grote diepte vist of in omstandigheden met sterke wind en stroming. Stokdobbers zijn lang en dun, ideaal voor stilstaand water en lichte wind.
Bij stroming of als je grote vis wilt vangen is het vaak gunstig om tussen de 20 en 50 centimeter dieper te vissen dan je peildiepte. Maar peil altijd heel nauwkeurig, ook links en rechts en een meter voor en achter je stek. Je komt dan niet voor verrassingen dat het water sterk afloopt.
Hoe dunner de lijn, hoe minder hij zichtbaar is voor de vis. Ben je een beginnende visser dan kan je het beste een vislijn nemen van 0,16 tot 0,18mm dik. De lijn moet altijd een halve meter korter zijn dan de hengel, de totale lengte op het tuigje mag twee tot drie meter langer zijn dan de hengel.
Van 1 april tot aan de laatste zaterdag van mei mag je niet met kunstaas, een stukje vis of met een dode vis vissen en moet je iedere snoek, snoekbaars of baars die je eventueel vangt, direct terugzetten (zowel gesloten tijd voor aassoorten als voor de vissoorten snoek, snoekbaars en baars).
Snoekdobber. Voor het vissen met dood aas op snoek met een dobber heb je een speciale snoekdobber nodig. Dit is een doodaasdobber die genoeg drijfvermogen voor het aas dat je gebruikt bij het snoeken.
Watervlooien, insecten en insectenlarven worden graag gegeten, net als slakken, mosseltjes en kreeftachtigen. Grote voorn heeft ook geen moeite met kleine visjes. Dit verklaard waarom er wel eens grote voorns worden gevangen aan klein kunstaas zoals kleine spinners.
Nadat ze de wintermaanden vaak op 'beschutte' plaatsen hebben doorgebracht, trekken ze in het voorjaar weer naar wat meer open water en zijn daar tot aan de paaitijd soms heel goed te vangen. Vooral de avonduren zijn bijzonder geschikt. In het vroege voorjaar is de voorn vaak goed te vangen.
Voorn vissen met drijvende maden.
Daarna simpelweg enkele maden in het water werpen en je ziet onmiddellijk het resultaat, ze blijven drijven op het wateroppervlak. Prik een of twee van die maden aan de haak, het haakgewicht en het drijfvermogen van de maden zijn zowat in evenwicht.
Een zware dobber aan iets hebben betekent 'het moeilijk hebben met iets (bijvoorbeeld een opdracht, een wedstrijd, een examen) of iemand'. Ook de variant een harde dobber aan iets hebben komt voor.
Wind mag er zijn, maar beter scherp vissen op een mindere stek, dan kloten in de wind op een top stek. Het is dus inderdaad belangrijk dat je altijd je aas goed kunt aanbieden. Anders heeft het geen enkele zin. Met snoek komt het niet zo nauw, waardoor je met harde wind nog prima kunt vissen.