Het vormen van de Present Perfect De present perfect van een werkwoord bestaat uit twee elementen: de juiste vorm van het hulpwerkwoord to have (present tense) plus het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord is stam+ed, bijv. played, arrived, looked.
Je maakt de verleden tijd door simpelweg -ed achter het werkwoord te plakken (walk - walked). Als het werkwoord op een e eindigt, plak je er alleen -d achter (move - moved). Als het werkwoord op een y eindigt, vervang je de y door -ied (cry - cried). De voltooide tijd maak je met have/has + voltooid deelwoord.
De voltooid tegenwoordige tijd wordt gebruikt om een los feit, een incidentele gebeurtenis te beschrijven. Het gaat dan vaak om iets wat recent heeft plaatsgevonden, maar het kan ook naar een verder verleden verwijzen. Vaak gaat het dan om een feit of voorval dat als afgerond wordt beschouwd.
Dat voltooid deelwoord vorm je meestal door de stam van een werkwoord te nemen en er +ed aan toe te voegen. Het voltooid deelwoord van 'to work' is dus de stam (work) + -ed = worked.
Vormen Top
de onvoltooid tegenwoordige tijd (of presens): hij woont, hij komt; de onvoltooid verleden tijd (of imperfectum): hij woonde, hij kwam; de voltooid tegenwoordige tijd (of perfectum): hij heeft gewoond, hij is gekomen; de voltooid verleden tijd (of plusquamperfectum): hij had gewoond, hij was gekomen.
De verleden tijd verschilt van de tegenwoordige tijd door een vervoeging (-de of -te) achter de stam of door een verandering van de klinker in de werkwoordsstam. Het verschil tussen de voltooide en onvoltooide tijd is dat er bij de voltooide tijd niet alleen een persoonsvorm in de zin staat.
De stam van een Engels werkwoord schrijven we op dezelfde manier als in het Engels. Die vorm gebruiken we zoals de stam van een inheems werkwoord. Aan die stam worden de vervoegingsuitgangen -t, -d, -en, -te(n) en -de(n) 'vastgeplakt': surft, speechte, lobbyde, gelabeld, hockeyen, gedeletet, managede enzovoort.
De present perfect continuous maak je met has / have + been + werkwoord met -ing en gebruik je bij zinnen die: een herhaalde actie beschrijven die is begonnen in het verleden en doorloopt in het heden; Bijvoorbeeld: “He has been going to evening classes.”
AM is de afkorting van 'ante meridiem'.Met AM word het tijdvak tussen middernacht en 12 uur 's middags bedoeld.PM is de afkorting van 'post meridiem'. Hiermee wordt het tijdvak vanaf 12 uur 's middags tot 12 uur 's nachts bedoeld.
In de tegenwoordige tijd wordt bij de tweede persoon enkelvoud (je, jij) en bij de derde persoon enkelvoud (hij, zij, het) altijd een –t toegevoegd aan de ik-vorm. Dit hoeft niet als een werkwoord al eindigt op een –t (het is: hij zit en niet hij zitt).
De onvoltooid tegenwoordige tijd wordt gevormd door aan de stam van het werkwoord een uitgang toe te voegen. Voorbeelden van de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) zijn: ik werk, jij denkt, hij gaat, wij wandelen, jullie eten, zij dromen.
Je maakt de voltooid verleden tijd met had + voltooid deelwoord. Voor het vormen van het voltooid deelwoord, zie de uitleg op de pagina Tegenwoordige tijd. De Engelse vakterm voor deze tijd is "past perfect". I had been waiting for hours when the bus finally arrived.
De past perfect verwijst naar een tijd voorafgaand aan het nu.Het wordt gebruikt om duidelijk te maken dat de ene gebeurtenis plaatsvond voor de andere in het verleden. Het maakt niet uit welke gebeurtenis eerst genoemd wordt - de tijdsvorm maakt duidelijk welke het eerste plaatsvond.
Je gebruikt de past perfect (had + voltooid deelwoord) wanneer je meerdere momenten in het verleden bespreekt. De past perfect gebruik je dan voor dat wat het langst geleden is en de past simple voor dat wat minder lang geleden heeft plaatsgevonden.
De basisregel voor het schrijven van de present perfect is: have / has + voltooid deelwoord. to play : I have played football for three years. to see: I have seen this movie six times already.
Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t. Wanneer de laatste letter van de stam er niet in zit, schrijft je kind een -d.
De belangrijkste regel voor de vervoeging van Engelse werkwoorden is dat je de standaard Nederlandse grammaticaregels gebruikt. In de tegenwoordige tijd krijgt elk werkwoord dus simpelweg de uitgangen -t en -en.Voor de verleden tijd werk je ook bij Engelse werkwoorden met 't kofschip.
HOOFDREGEL: De stam van een Engels werkwoord is in het Nederlands gelijk aan de stam van het oorspronkelijke Engelse werkwoord. De stam van het oorspronkelijke Engelse werkwoord is de infinitief zonder to. Behoud de e in de spelling van de stam als de Engelse stam eindigt op -e.
Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden wordt meestal gevormd door het prefix ge-, ver- of be- aan het werkwoord toe te voegen en door een –d of een –t aan het einde van het werkwoord te plakken, zoals bij ge-werk-t of be-antwoor-d. Ook staat er een hulpwerkwoord in de zin (een vorm van “hebben” of “zijn”).
Het voltooid deelwoord vind je vaak helemaal achteraan in de zin. Je kunt die vaak makkelijk herkennen. Voltooid deelwoorden beginnen namelijk meestal met ge- en soms ook met ver-, be-, er-, ont-, her-, mis-. Je gebruikt een voltooid deelwoord om te vertellen over iets wat afgerond is.
De onvoltooide tegenwoordige en verleden tijd (ott en ovt) Vaak, maar niet altijd vallen de kloktijd (nu of vroeger) samen met de werkwoordstijden. Logischerwijs gebruik je de tegenwoordige tijd om over het nu te praten, en de verleden tijd om te praten over zaken die in het verleden gebeurden.