Le présent in het Frans is in het Nederlands de tegenwoordige tijd. Om le présent te vormen heb je het hele werkwoord nodig. Van het hele werkwoord haal je -er af. Je houdt de stam over.
Speelt er iets zich af in het nu? Dan spreken we van de tegenwoordige tijd, in het Frans heet dat le présent. Net als in het Nederlands kan je aan het werkwoord ook zien over hoeveel personen het gaat. Denk aan: ik loop, jij loopt, hij/zij loopt, wij lopen, jullie lopen, zij lopen.
De tegenwoordige tijd (l'indicatif présent) wordt vooral gebruikt om duidelijk te maken wat er nu gebeurt, op dit moment. Daarnaast heeft de tegenwoordige tijd in het Frans nog verschillende gebruiken, afhankelijk van de context.
Een vervoeging is het veranderen van de vorm van een werkwoord om bijvoorbeeld de persoon (enkelvoud of meervoud: ik loop, wij lopen) of de tijd (verleden, heden, toekomst: ik loop, ik liep) aan te geven.
Le présent in het Frans is in het Nederlands de tegenwoordige tijd. Om le présent te vormen heb je het hele werkwoord nodig. Van het hele werkwoord haal je -er af.Je houdt de stam over.
De gebiedende wijs wordt gebruikt voor het geven van opdrachten of instructies, voor het geven van advies en om dingen te verbieden.
Het imparfait is de werkwoordstijd (tempus) die in het Frans wordt gebruikt voor de onvoltooid verleden tijd. Hij wordt dus gebruikt om te zeggen hoe iets vroeger was of dat men iets vaak deed.
Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten of regelmatigheden. Om de Present Simple te vormen, gebruik je altijd het hele werkwoord (bijvoorbeeld 'walk' of 'visit'), maar bij de 3e persoon enkelvoud (he/she/it) voeg je daar nog een –s aan toe! En nu jij!
Wat is de present simple? De present simple is een werkwoordstijd in het Engels die wordt gebruikt om te spreken over feiten, gewoontes en gebeurtenissen die regelmatig voorkomen of gepland zijn in de toekomst. In het Nederlands staat de present simple bekend als de onvoltooid tegenwoordige tijd.
We tonen je de verschillende vormen van de verleden tijd (l'imparfait, le passé composé), de tegenwoordige tijd (l'indicatif présent, l'impératif présent, le conditionnel présent) en de toekomstige tijd (le futur simple, le futur proche).
Hoe vertaal en vorm je de toekomende tijd of le futur simple? Om de toekomende tijd of de futur simple te vormen, gebruik je de infinitief en de uitgangen van het werkwoord avoir. Bij de vertaling gebruik je altijd het werkwoord zullen.
De imparfait wordt gevormd door -ons (aan het einde van een werkwoord dat in de “nous vorm” en in de onvoltooid tegenwoordige tijd is vervoegd) weg te laten en de volgende vervoegingen te gebruiken: -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient.
Je gebruikt de vous-vorm van de tegenwoordige tijd. Vous wordt weggelaten. Als er bij de impératif in een bevestigende zin een voornaamwoord komt, zet je het erachter. Je verbindt de impératif en het voornaamwoord met een streepje.
Aller (gaan) is een onregelmatig werkwoord dat vooral gebruikt wordt om beweging aan te geven of om te zeggen hoe iemand zich voelt. - Tu vas bien ? - Ça va. -Hoe gaat het?
Zijn en hebben kunnen allebei
Werkwoorden van beweging, zoals fietsen, lopen, rijden, vliegen. Deze krijgen hebben als het vooral om de beweging zelf gaat, en zijn als het om de richting waarin de beweging plaatsvindt gaat.
Of er in de lijdende zin worden of zijn staat, hangt af van de werkwoordstijd waarin de zin staat: de onvoltooide tijd wordt uitgedrukt met een vorm van worden, de voltooide met een vorm van zijn. Staat de zin in de verleden tijd, dan wordt er werd/werden dan wel was/waren gebruikt.