De evenwichtsconstante (K) van een reactie geeft aan in welke verhouding de verschillende stoffen aanwezig zijn in een evenwicht. Je kunt een aantal evenwichtsconstanten vinden in tabel 49 t/m 51 van je BiNaS. Bij de reactie met ammoniak bijvoorbeeld is de evenwichtsconstante bij kamertemperatuur 6,8*105.
In de scheikunde de permeabiliteit van gesteenten (dimensieloos). k of kB, in de natuurkunde de constante van Boltzmann. k, in de scheikunde de evenwichtsconstante. k, in de natuurkunde het symbool voor de veerconstante.
Hoe groter de evenwichtsconstante, hoe meer product er wordt gevormd. Een K-waarde kleiner dan 1 geeft aan dat er meer reactant overblijft dan er product gevormd wordt. Hoe kleiner de evenwichtsconstante des te minder product wordt gevormd.
De evenwichtsconstante bevat alleen de concentraties van de stoffen die homogeen aanwezig zijn. In dit geval voeg je een C toe aan de K: KC . Een andere homogene situatie is het geval van een gas-evenwicht. Dan spreken we niet zozeer van concentraties, maar wel van de (partiële) gasdruk van elk deelnemend gas.
Het evenwichtsorgaan (een aan elke kant) bevindt zich in uw hoofd. Het bestaat uit drie halfcirkelvormige kanalen die loodrecht op elkaar staan en zo precies weten hoe uw hoofd beweegt.
Een BOE-schema geeft de beginsituatie, omzetting en het einde van de reactie weer, waardoor het gemakkelijk wordt te berekenen. Dit kan aan de hand van een voorbeeld makkelijk worden getoond. In 440 mL water wordt 60 mL 0,20 M azijnzuur gedruppeld. Bereken de concentratie H3O+ nadat het evenwicht zich heeft ingesteld.
Een evenwichtsreactie is een chemische reactie waarbij zowel een heengaande als een teruggaande reactie met een gelijke snelheid verlopen. De bijbehorende toestand, het chemisch evenwicht, impliceert dat de concentraties van de verschillende stoffen constant blijven. ), die een aflopende reactie symboliseert.
Een concentratie wordt gegeven in g/L. Dus, de hoeveelheid van de opgeloste stof gedeeld door de hoeveelheid oplossing. Je hebt twee dingen nodig om de concentratie van een stof te berekenen. Je moet weten hoeveel gram of mol je hebt van een stof en in hoeveel liter oplossing dit opgelost is.
Verlaging van de temperatuur doet de ligging van de evenwichtstoestand verschuiven in exotherme zin. Als warmte aan het systeem wordt toegevoegd door de temperatuur te verhogen, verschuift het evenwicht naar links en nemen de concentraties van de reagentia toe.
Je hebt bij een evenwichtsreactie te maken met een dubbele pijl in plaats van een enkele. Uit de reactieproducten worden namelijk steeds weer beginstoffen gevormd en andersom. Let op: Evenwichtsreacties vinden alleen plaats bij reacties met vloeibare en gasvormige stoffen.
Het principe kan als volgt samengevat worden: Als in een chemisch systeem een verandering optreedt in concentratie, temperatuur, volume of totale druk, met andere woorden, een evenwichtsverstoring, dan zal het evenwicht zodanig verschuiven dat die verandering tegengegaan wordt.
dynamisch evenwicht: Een dynamisch evenwicht ontstaat wanneer de heen- en terugreactie blijven optreden, terwijl de concentraties constant blijven.
Voorbeelden van dissociatie zijn: Het oplossen van een zuur in water, bijvoorbeeld: HNO3 → H+ + NO. Het oplossen van een base in water, bijvoorbeeld: NH3 + H2O → NH4+ + OH. Het waterevenwicht dat in neutraal water optreedt doordat een deel van de watermoleculen dissocieert: H2O → H+ + OH.
Fluor is een chemisch element met symbool F en atoomnummer 9. Het behoort tot de groep van de halogenen (groep VIIa).
Aan de formule is te zien dat bij gelijke hoeveelheden zuur en base de hydroniumionen-concentratie gelijk is aan de Kz. En dus: pH = pKz.
Ook de reactie-energie kan eenvoudig berekend worden met als principe ΔE = Eeind - Ebegin en om de energie te berekenen Q = c · m · ΔT. Bijvoorbeeld: los 10 gram natriumhydroxide op in 100 mL water. Als al het natriumhydroxide is verdwenen, is de temperatuur van 20 °C naar 35 °C gestegen.
De zuurconstante is een kwantitatieve maat voor de sterkte van een zuur in oplossing. De zuurconstante wordt aangeduid met Ka of de Nederlandse variant Kz. Ka is een evenwichtsconstante voor de dissociatie (splitsing) van een zuur-basereactie.
Dit heet de molaire massa. Water heeft bijvoorbeeld een molecuulmassa van 18,016 u, dus een molaire massa van 18,016 g/mol. Ofwel: 1 mol water heeft een massa van 18,016 gram. Tot 19 mei 2019 had 1 mol koolstof-12 per definitie een massa van 12 gram en was de molaire massa van koolstof-12 exact gelijk aan 12 g/mol.
De scheikundige mol is een eenheid die staat voor het aantal deeltjes, dus het aantal moleculen of atomen. Hierbij bevat 1 mol 6,022 × 1023 deeltjes, oftewel 6,022 × 1023 deeltjes per mol (mol-1). Dit getal wordt de constante van Avogadro genoemd en wordt aangeduid met het symbool NA.
Wat moet je weten en kunnen om deze opgave tot een goed einde te brengen? – Weten dat 1% van een oplossing overeenkomt met een gewichthoeveelheid in een volume (10 mg in 1 ml of 1 g in 100 ml). – Met verhoudingen kunnen rekenen (van 10 naar 750 of van 1000 naar 750).
pH bereken je als volgt: pH = -log[H +]. [H +] is de concentratie H + ionen in een oplossing. Hoe hoger de concentratie, hoe meer H +ionen er in een oplossing zijn, dus hoe zuurder de oplossing is.
Hoe sterk een zuur is, hangt af van het gemak waarmee dit zuur H+ ionen afstaat in een waterige oplossing. Een sterk zuur geeft al zijn H+ ionen af, terwijl een zwak zuur dit slechts voor een deel doet.
Traditioneel gebruikt men lakmoespapier om te testen of een stof basisch is: een base in oplossing zal het papier blauw kleuren. Een modernere en nauwkeurigere manier is met een pH-meter.