Door middel van elektrochemische processen vindt impulsgeleiding door neuronen plaats. Dit is een soort elektrische impuls die zich via het membraan van het axon van een neuron richting de
Impulsen gaat op twee manieren door het zenuwstelsel: via elektrische signalen verplaatst een impuls zich binnen één cel, bijvoorbeeld vanuit een zintuig door een sensorisch neuron richting het ruggenmerg. De overdracht van het ene neuron naar het andere verloopt via een chemisch signaal, door neurotransmitters.
Een elektrisch signaal dat door zenuwcellen en hun uitlopers wordt vervoerd. Een impuls ontstaat in een geprikkelde zintuigcel en wordt door de zenuwen naar je hersenen geleid. Daar worden de impulsen verwerkt en word je je bewust van de prikkel.
De cellen van Schwann hebben als functie om de impulsgeleiding in het axon te versnellen. Een axon zonder myelineschede kan een impuls voortgeleiden met een snelheid van 3 à 4 m/s maar met een myelineschede kan dit oplopen tot 120 m/s.
Vanuit de hersenen (centraal zenuwstelsel) geven motorische zenuwcellen via het ruggenmerg prikkels (impulsen) af naar spieren en klieren. Ze geven bijvoorbeeld de opdracht om bepaalde spieren samen te trekken, soms bijvoorbeeld bewust (als je je ogen sluit) en meestal onbewust (als je knippert met je ogen).
Sensibele neuronen merken een impuls op, zetten deze om in een elektrisch signaal en sturen deze naar de hersenen, waar het in een specifiek deel verwerkt wordt. Om de reactie tot stand te brengen wordt er vanuit de betreffende delen van de cortex weer elektrische signalen via motorische neuronen naar spieren gestuurd.
Impulsen vanuit het ruggenmerg en de hersenstam worden geleid naar de thalamus. Deze groep zenuwcellen kruist in de hersenstam of lager in het ruggenmerg voordat ze de thalamus binnenkomt. Impulsen worden vanuit de thalamus naar de hersenschors geleid. Daar wordt de informatie verwerkt en de juiste reactie opgewekt.
Van saltatoire impulsgeleiding oftewel sprongsgewijze impulsgeleiding wordt gesproken bij neuronen waar myeline aanwezig is. Hierbij gaat de impuls van het axon van een insnoering van Ranvier naar een andere insnoering van Ranvier op diezelfde zenuwceluitloper. Daardoor gaat de geleiding veel sneller.
Impulsgeleiding vindt plaats binnen een zenuwcel, langs het axon.Impulsoverdracht vindt plaats van de ene zenuwcel naar de andere, via de synaps.
Het menselijk lichaam heeft naar schatting 100 miljard zenuwcellen. Verreweg het grootste deel daarvan bevindt zich in het centraal zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg).
Impulsen van prikkels gaan allemaal naar de hersenen toe waar ze verwerkt worden. Je hersenen bepalen dan wat je gaat doen. Als je bijvoorbeeld het water onder de douche te warm vindt, neemt je lichaam die warmte waar.Dan wordt die waarneming omgezet naar een impuls en gaat die impuls naar je hersenen.
Impulsoverdracht. In de cel zijn neurotransmitters opgeslagen in kleine synaptische blaasjes. Ze worden zodra er een zenuwimpuls komt heel snel uit de cel vrijgemaakt door middel van exocytose, en diffunderen dan over de synaps om aan de receptoren die aan de buitenkant van de ontvangende cel te vinden zijn te binden.
De hoeveelheid impulsen per seconde noemen we ook wel de impulsfrequentie. Hoe hoger de sterkte van de prikkel, hoe hoger de impulsfrequentie. De sterkte van één impuls is altijd hetzelfde, alleen de frequentie kan variëren.
Elke gezonde lichaamscel heeft een celspanning van -50 tot -70 Millivolt.
Een axon geleidt signalen van de zenuwcellen af, een dendriet geleidt signalen ernaartoe. Axonen zijn lang en dun, dendrieten zijn dik en sterk vertakt.
Een impuls wordt veroorzaakt door depolarisatie van het membraan van de zenuwcel. Bij een depolarisatie is de lading binnen en buiten de cel veranderd. Een gedepolariseerd stukje membraan heeft binnen een positieve lading ten opzichte van de buitenkant van het celmembraan.
Het prikkelgeleidingssysteem zorgt ervoor dat het samentrekken in het juiste tempo en in de juiste volgorde gebeurt. De juiste volgorde wil zeggen: eerst de boezems, dan pas de kamers. De geleiding zorgt er dus voor dat je hart samentrekt (systole) en vervolgens ontspant (diastole).
Via het zenuwstelsel worden boodschappen (prikkels) van de hersenen naar delen in het lichaam gestuurd en omgekeerd. Het stelsel stuurt de spieren en organen aan, meestal via het ruggenmerg.
Een impuls wordt veroorzaakt door een elektrische ontlading in de axon van de zenuwcel. Dit wordt de actiepotentiaal genoemd. Hierbij spelen de Na+/K+ pomp, de Na+ kanalen en de K+ kanalen een centrale rol. Een impuls gaat altijd richting de synaps.
Als een prikkel sterker is dan de drempelwaarde, zetten zintuigcellen de prikkel om in een elektrisch signaal (impuls). Deze impulsen worden doorgegeven aan zenuwcellen, die samen zenuwen vormen. Via zenuwen worden impulsen naar het brein begeleid, waar de prikkels vervolgens verwerkt worden.
Een axon, Oudgrieks: ἄξων, áxōn, as of zenuwvezel is een uitloper van een zenuwcel die elektrische impulsen geleidt.
Het organisme is in staat deze prikkels uit zijn omgeving waar te nemen met speciale cellen: de zintuigcellen. Deze zintuigcellen bevinden zich vaak in speciale organen, de zintuigen. Opgevangen prikkels worden in de zintuigcellen omgezet in een soort elektrische stroompjes. Impulsen.
De weg die impulsen bij een reflex afleggen. Bestaat uit een receptor (zintuigcel), sensorische- en motorische zenuwen en een effector.