Het futurum exactum is de voltooid toekomende tijd van het Latijnse werkwoord. De persoonsvorm die in deze tijd staat, beschrijft een gebeurtenis die, vanuit een moment in de toekomst gezien, vóór dat moment plaats heeft gevonden. Maar in de regel wel ná het heden.
Hoe vorm je de werkwoordstijd de futur antérieur in het Frans? Neem de futur simple van het hulpwerkwoord avoir of être, gevolgd door de participe passé.
De futur antérieur (de voltooid tegenwoordige toekomende tijd) wordt gebruikt om een toekomstige handeling aan te geven die voorafgaat aan een andere toekomstige handeling. Je vais manger puis je vais appeler Victor. → Quand j'aurai mangé, j'appellerai Victor. Ik ga eten en daarna ga ik Victor bellen.
Bij regelmatige werkwoorden wordt de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd gevormd door de infinitief + de uitgangen -ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont. Je vous téléphonerai bientôt. Ik zal u binnenkort bellen.
Futur simple vormen
In het Nederlands wordt de futur simple de onvoltooid toekomende tijd (OTT) genoemd. Wij gebruiken het werkwoord 'zullen' om de OTT te vormen: 'Wij zullen na de lockdown een feestje bouwen. ' De OTT bestaat dus uit twee werkwoorden: 'zullen bouwen'.
De futur proche wordt veel gebruikt in de spreektaal. De toekomende tijd drukt uit dat iets in de toekomst zal gaan gebeuren. Je hebt hierbij in het Nederlands meestal het hulpwerkwoord 'zullen' nodig. In het Frans wordt er aan het hele werkwoord een uitgang toegevoegd.
Le conditionnel is de Franse 'zou'-vorm. Le conditionnel is dus de onvoltooid verleden toekomende tijd. Vaak praat je in de conditionnel over iets wat je zou doen of zou willen doen in de toekomst. “Ik zou zo graag op vakantie willen!”
In het Nederlands heet de futur simple de onvoltooid toekomende tijd. In deze vorm zeg je dat je iets zal doen, bijvoorbeeld: “Ik zal de futur simple uitleggen.” In het Nederlands heet de futur proche de onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd.
Het imparfait is de werkwoordstijd (tempus) die in het Frans wordt gebruikt voor de onvoltooid verleden tijd. Hij wordt dus gebruikt om te zeggen hoe iets vroeger was of dat men iets vaak deed.
Le futur proche drukt iets uit wat gaat gebeuren in de nabije toekomst. Het drukt iets uit dat straks of zeer binnenkort gaat gebeuren, net iets eerder dan de gewone toekomende tijd, le futur simple. Le futur simple ligt namelijk wat verder weg in de toekomst.
De futur proche wordt in het Nederlands de 'onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd' genoemd. Het wordt gebruikt om acties te beschrijven in de nabije toekomst en het is te vergelijken met 'gaan + infinitief'. Rentrez vite ! Il va pleuvoir !
Plus-que-parfait
Je maakt hem door je hulpwerkwoord être of avoir in de imparfait in de juiste persoon te vervoegen. Daarna voeg je de participe passé (voltooid deelwoord) van je hoofdwerkwoord toe. Je krijgt dan bijvoorbeeld een vorm als j'avais eu, wat vertaald wordt als ik had gehad.
Hoe vorm je de subjonctif? Zoek de stam van het werkwoord. Dat is de nous vorm van de présent, zonder -ons. Voeg hierachter de volgende uitgangen toe: -e, -es, -e, -ions, -iez, -ent.
Hier zie je hoe het voltooid deelwoord (participe passé) zich aanpast: Het voltooid deelwoord wordt aangepast als: De passé composé vervoegd wordt met 'être'. Het voltooid deelwoord neemt dan het geslacht en getal van het onderwerp over.
De plus-que-parfait is de verleden tijd van de voltooid tegenwoordige tijd (le passé composé). In het Nederlands heet dit de voltooid verleden tijd.
De passé simple lijkt eigenlijk best erg op de verleden tijd in de vorm van de passé composé. Het verschil is echter dat de passé simple alleen een eenmalige gebeurtenis uit het verleden uitdrukt, terwijl de passé composé juist meerdere gebeurtenissen kan uitdrukken, die bovendien vaker plaatsvinden.
Hoe vorm je de passé récent en de futur proche? De passé récent vorm je met venir de + infinitief. De futur proche met aller + infintitief.
'Future' staat voor toekomende tijd of toekomst. In het Nederlands zeggen we vaak dat iets gaat gebeuren en daarmee hebben we weinig verschil tussen of we het zeker weten of niet. In het Engels is dat wel zo en zijn er verschillende manieren om te praten over de toekomst.
► Tip: De uitgangen van de conditionnel achter de stam van het hele werkwoord zijn dezelfde uitgangen als die van de imparfait (onvoltooid verleden tijd). ► Samengevat : Conditionnel: stam = hele ww + uitgang van de imparfait: JE -ais, TU -ais, IL -ait, NOUS -ions, VOUS -iez, ILS -aient.
De conditionnel lijkt (ook qua vormen) behoorlijk op de futur simple, het verschil is dat je bij de futur simple al vrij zeker bent dat je iets in de toekomst zal doen, terwijl er bij de conditionnel een voorwaarde is of je het in de toekomst zou doen.
aller werkwoord (vais, vas, va, allons, allez, vont, allais, allait, allions, alliez, allaient, allai, allas, alla, allâmes, allâtes, allèrent, irai, iras, ira, irons, irez, iront…)