Mollen houden de grond in je tuin gezond. Het omwoelen van grond is goed voor afwatering. Het bijna blinde beestje helpt je ook om plagen in toom te houden: een mol smult van insecten, zoals emelten en aardrupsen.
Met de kop en de achterpoten duwt een mol de losse aarde uit zijn gang naar boven. Boven de grond komt dan een molshoop. Een mol kan zich razendsnel ingraven. Door een glasruit kun je hier zien, wat een mol allemaal onder de grond uitvoert.
Mollen besteden eveneens circa een kwart van hun tijd aan het graven en herstellen van hun gangen en het verdedigen van hun territorium. Gedurende de rest van hun tijd rusten ze. Indien een mol leeft in een bodem met veel bodemdieren is hij veel minder tijd kwijt aan voedsel zoeken dan in voedselarmere bodems.
Mollen komen slechts zelden boven de grond, dus de kans dat u er een te zien zult krijgen is klein. Maar wees voorzichtig als u een levende mol vangt, want ze hebben heel scherpe tanden en zullen zeker proberen te bijten.
De mol (Talpa europaea) is een zoogdier in de orde van de insecteneters en brengt de grootste tijd van zijn leven onder de grond door. Hij heeft grote tot graafhanden omgevormde voorpoten waar hij uitstekend mee kan graven. De mol heeft kleine, slecht ontwikkelde ogen, maar hij is niet blind.
Mollen zijn solitaire dieren, dat betekent dat ze meestal alleen leven. Ze zijn steeds afwisselend 3 à 4 uur wakker en gaan dan een paar uur rusten. Ook als ze wakker zijn, blijven ze bij voorkeur onder de grond. Daar graven ze hun tunnels en zoeken hun voedsel.
Mollen graven hele gangenstelsels onder de grond. Deze tunnels kan de mol gemakkelijk graven vanwege zijn kleine handjes met 5 lange vingers en een extra duimpje. De haren van een mol staan niet in één richting ingeplant, zo kan de mol zonder problemen voor- en achteruit in z'n tunnel.
De molshoop spoelen met een tuinslang
Druk je tuinslang middenin de molshoop en vind met waterkracht de opening van de hoop. Vaak zit die in het centrum van de molshoop. Spoel net zo lang tot het water gemakkelijk in de grond wegzakt, dan heb je de opening gevonden.
Mollen houden niet van de geur van de wortels, daarom wordt deze plant ook wel 'mollenkruid' genoemd. Wel opletten met deze plant, want het melksap is giftig. Keizerskroon tegen mollen helpt ook. De mollen houden niet van de geur van de bollen, omdat het ze doet denken aan een geur die door vossen wordt verspreid.
Je kunt mollen ook effectief uit je tuin weren door een mollennet verticaal in te graven tot een diepte van 70 cm. Onder het gazon helpt een horizontaal net op 25 cm diepte. Zie je toch een verse molshoop? Duw het hoopje aarde ernaast dan snel weer de grond in.
Bollen en planten laten ze in principe met rust, maar ze kunnen soms wel de grond onder hun voeten weggraven, waardoor toch schade ontstaat. Verder kan een mol absoluut geen kwaad en zijn ze zelfs bijzonder nuttig.
Een kleine tuin zal dus meestal maar plaats bieden aan één mol. Omdat die mol zijn eigen territorium heeft, is het verwijderen van je bodemgast vaak zinloos. Het enige wat je doet is een thuis aanbieden aan een nieuw exemplaar.
Een mol leeft van de insectenlarven en wormen die hij tijdens het graven tegenkomt. Jonge mollen verplaatsen zich bovengronds en pikken daar hun graantje mee.
De mol (Talpa europea) is een solitair levende insecteneter. Hij is in Nederland en België niet beschermd. Het is in de tuin eigenlijk een zeer nuttig dier, dat de larven van schadelijke insecten opruimt, en zorgt voor beluchting en drainage van de grond.
Hij slaapt rechtop, met zijn hoofd tussen de voorpoten.
Stilzitten is er niet bij; een mol graaft zo'n 4 meter tunnel per uur. Ze eten wormen, emelten, engerlingen en andere insecten die in de bodem leven. Mollen zijn solistische dieren en behalve in het paarseizoen (van februari tot april) leven ze alleen.
Met mollen in de tuin krijgt je grasmat heel wat te verduren. Ondergrondse kanalen doen de grond verzakken en molshopen zorgen voor een onverzorgde indruk.
Mollen hebben een uiterst sterk gehoor om hun prooien te kunnen vangen (zelfs de trillingen van regenwormen kunnen ze waarnemen!), bijgevolg hebben ze een hekel aan overvloedige trillingen en veel lawaai. Er zijn apparaten verkrijgbaar die op een batterij of op een zonnepaneeltje werken en trillingen produceren.
Natuurlijke middelen om mollen te verjagen
Er zijn planten die mollen om die reden niet fijn vinden: keizerskroon (Fritillaria imperialis), nieskruid of kerstroos (Helleborus), tuingloxinia (Incarvillea) en kruisbladwolfsmelk (Euphorbia lathyris). Ook kun je knoflookteentjes in de molsgang leggen om ze te verjagen.
Mollen graven gangen tot zo'n 120 centimeter diep, dit zijn de diepgelegen gangen. Deze gangen zijn ongeveer 5 centimeter breed. De mol graaft soms ook gangen die meer aan de oppervlakte liggen. De ondergrondse gangen zijn soms wel 200 meter lang.
De leefruimte (burcht) ligt meestal onder de grootste molshoop. Graaf de molshoop voorzichtig een beetje open om te kunnn voelen welke kant de gang precies op loopt. De hoofdgang is niet alleen belangrijk om te weten bij het mollen vangen met een mollenklem. Ook de mollenval moet in een hoofdgang geplaats worden.
Het plan: je maakt reepjes van oude stof, bijvoorbeeld katoen. Week de reepjes in azijn en leg ze dan in een mollengang. De mol zit niet te wachten op sterke geuren. Als deze theorie klopt, dan kom je dankzij de azijn wel van het beestje of de beestjes af.
Mollen houden niet van water, dus het zou logisch zijn om te denken dat je ze kunt verjagen door water in de mollengangen te spuiten. Het probleem is echter dat mollengangen ellenlang kunnen zijn. Voor je het weet, ben je honderden liters kwijt en heeft de mol zich slechts verplaatst.
Na 1 dag controleer je de val. Je verwijdert de afdekking en je ziet al snel of de klem opnieuw in de oorspronkelijke, ongespannen positie staat. Dan is de kans heel groot dat je de mol gevangen hebt.
De mol houdt in tegenstelling tot de meeste insectivoren géén winterslaap. Wel gaat hij dieper de grond in. Dit doet hij zowel om zich beter tegen de koude te beschermen als om insectenlarven te zoeken, die zich bij koude eveneens op vrij grote diepte bevinden.