Twee functies van de stengel: Dragen van de bladeren en bloemen. Transport van water met opgeloste voedingsstoffen door de plant > via de vaten.
Een stengel is het deel van een plant dat de bladeren en knoppen draagt, stevigheid verleent en voor transport van water, mineralen en assimilaten zorgt. Een stengel bestaat uit afwisselend knopen en internodia.
Stengels zijn belangrijk voor de boom of kruidachtige plant. Door de stengels lopen de vaatbundels van wortel naar de bladeren.Door deze vaatbundels vervoert de plant water van de wortels naar de bladeren en glucose van de bladeren naar de wortels. In de stengels zijn de vaatbundels niet te zien.
De stengel
Er zijn eigenlijk twee transportbanen: de houtvaten en de bastvaten. De houtvaten gaan omhoog, vanaf de wortels naar de bladeren. Hiermee worden mineralen en water vervoerd. De bastvaten gaan omlaag, vanaf de bladeren naar de wortels.
De stengel is het deel van de plant dat bladeren draagt. Een stengel is verdeeld in segmenten en heeft hij knopen en knoppen. Vanwege de stevigheid zijn stengels bij naakt- en bedektzadigen vaak verhout. Bij kruidachtige planten vindt er geen verhouting plaats.
De aardappel is een plant die in ondergrondse knollen een energievoorraad in de vorm van zetmeel aanlegt. Het zetmeel slaat de plant op in voor de mens eetbare stengelknollen, die net als de plant zelf aardappelen of aardappels worden genoemd.
De planten zijn opgebouwd uit zogenaamde stengelleden. Elk stengellid is in feite samengegroeid uit een stengel en twee tegenoverstaande bladeren, die niet meer van elkaar zijn te onderscheiden. Er is een hoofdas van leden en daar staan de zijassen vrijwel loodrecht op.
De plant wordt dan niet langer, maar groeit uit in de breedte.Ook de stengel moet daarbij dikker worden. Deze groei heet secundaire of dikte-groei. De groei voorafgaand aan de diktegroei gebeurt vooral in de lengte en wordt lengte- of primaire groei genoemd.
Houtvaten (xyleem) vervoeren water en mineralen naar de bladeren, bastvaten (floëem) transporteren glucose naar de wortels. Een ezelsbruggetje om dit te onthouden is dat de bastvaten naar beneden gaan, terwijl de houtvaten omhoog gaan. De houtvaten bestaan uit verschillende houtcellen die bovenop elkaar zijn gestapeld.
Verdamping van vocht vindt vooral plaats via de huidmondjes in stengels en bladeren. De huidmondjes kunnen worden geopend of gesloten.
Betekenis 'stengel'
sten·gel (de; m; meervoud: stengels) 1dunne steel van planten enz.
Knolgewassen zijn groenten waarvan de wortel is uitgegroeid tot een eetbare groente. Deze verdikking kan voorkomen in de vorm van een knol, zoals bij knolselder, radijs en rode biet. In andere gevallen gaat het om een duidelijk verdikte wortel, zoals bij wortelen, schorseneren, pastinaak en rammenas.
Het grote voordeel van de stevige stam is dat de boom hierdoor boven de andere planten en bloemen uit kan groeien. Zo kunnen ze meer licht opnemen en dus beter groeien. De stam van een boom bestaat uit bastvaten en houtvaten, die samen zorgen voor de stevigheid van de stam en het vervoeren van sappen binnenin de boom.
Wortels pompen zuurstof (O2) in het water rondom de wortels. Er ontstaat plaatselijk een aerobe zone. Deze zone wordt bevolkt door bacteriën die nuttig zijn om organische stoffen af te breken. Planten zijn vervolgens in staat om de tijdens dit proces vrijkomende voedingsstoffen op te nemen.
De meeste planten hebben een wortelstelsel dat bestaat uit een dikke hoofdwortel met vertakkingen. De vertakkingen noemen we de zijwortels. De hoofdwortel groeit recht naar beneden. Sommige planten hebben een krans van wortels die allemaal ongeveer even dik en lang zijn.
Desondanks vervullen planten belangrijke functies doordat ze de luchtvochtigheid beïnvloeden, tijdens de voortplanting dienen als afzetplaats voor eieren en door larven gebruikt worden als schuilplaats. Tevens kunnen planten eraan bijdragen om de kikkerbak er mooi en natuurlijk uit te laten zien.
In planten vervoeren bastvaten water en glucose van de bladeren naar alle delen van de plant. Dit is de organische sapstroom. Bastvaten liggen tegen de bast (schors) van de boom aan.
Het vaatweefsel van planten transporteert allerlei stoffen. Het zogeheten xyleem transporteert water en nutriënten omhoog naar de bladeren; het floëem transporteert suikers en het plantenhormoon auxine omlaag naar de wortels.
De huid van de plant heet epidermis. Deze buitenste laag cellen beschermt de plant tegen uitdroging en beschadiging. In de huid zitten huidmondjes, de poorten van de bladeren.
Goed gedroogde, holle stengels van talrijke ruigtekruiden zoals diverse soorten distels, valeriaan, engelwortel, gewone berenklauw, hartengespan, koningskaars, bijvoet, teunisbloem, fluitenkruid, riet en kleine/grote kaardenbol zijn eveneens bruikbaar maar vogels kunnen de dunwandige stengels gemakkelijk openen en het ...
Al die bladeren en takken moeten ergens vandaan komen, maar waar? Het blijkt dat water, lucht en energie de belangrijkste ingrediënten voor plantengroei zijn. Om te kunnen groeien, hebben planten water, koolstofdioxide (uit de lucht) en energie van zonlicht nodig.
Wortelstelsel: Alle wortels van een plant samen. 2 typen wortelstelsel: De functies van wortels: Stevig vast in de grond.
Stengelstekken is een methode waarbij een stengel van de moederplant wordt gebruikt om de plant te vermeerderen. Bij sommige soorten zoals de Monstera of Scindapsus is het noodzakelijk voor de plant om een stuk luchtwortel te hebben.
Stengelgroenten zijn verlengde stukken van de wortel die boven de grond uitgroeien. Prei en raberber zij hier goede voorbeelden van.
De planten 'weten' dat ze naar het licht toe moeten groeien door het stofje auxine. Dit is een hormoon dat eerst in de top van de plantenstengel zit, maar door het licht dat erop schijnt steeds een stukje lager de stengel in zakt.